Sinds 2006 volgt de inhoudsopgave de DG-structuur van de EU.
(Alfabetische volgorde, cumulatief voor 2011.)
Economische
en financiële zaken
Gezondheid
en consumentenbescherming
Informatiemaatschappij
en media
Justitie,
vrijheid en veiligheid
Landbouw en
plattelandsontwikkeling
17/12 De Staat van het Onderwijs
8/10 Onderwijs n.a.v. De Staat van het Onderwijs
27/8 De Staat van het onderwijs
Werkgelegenheid
.soc.zaken & gelijke kansen
Elke vergadering: rondje platformen, regio’s
enz.
NAP
vergaderingen 2011 (samenvattingen)
NB Het
overzicht van de resultaten van de voorgaande jaren zijn resp. te vinden in:
Resultten Nationaal
Adviesplatform (Cumulatief) 2010)
Resutaten Nationaal
Adviesplatform (Cumumlatief 2009l
Resultaten Nationaal Advies
Platform (Cumulatief 2008)
Resultaten Nationaal Advies
Platform (Cumulatief 2007)
Resultaten
Nationaal Advies Platform (Cumulatief 2006)
Resultaten
Nationaal Advies Platform (Cumulatief
2005)
Resultaten
Nationaal Advies Platform (Cumulatief
2004)
Resultaten Nationaal Advies
Platform (Cumulatief 2003)
Uit de diverse regio’s in het land willen een aantal mensen de partij een eigentijds reglementair discussieplatform bieden met een landelijke, representatieve en vrijdenkende discussiefunctie vanuit de regio’s voor het opstellen van gevraagde en ongevraagde adviezen en het toetsen van meningen.
Van de diverse vergaderingen in 2011 is verslag gemaakt en elk verslag is ter kennis name gebracht aan directe relaties; het LB en de D66-leden van de Eerste Kamer, Tweede Kamer en het Europese Parlement. Samenvatting van de verslagen zijn gemeld aan de secretarissen van andere platformen en enkele regiosecretarissen (alleen zij die dat op prijs stelden).
Als naslagwerk zijn de adviezen van de vergadering samengebracht in dit document, met dank voor de inzet van alle voorbereiders / platformleden om het onderstaande mogelijk te maken. Jawel, dergelijke overzichten zijn er ook van eerdere jaren: 2010, 2009, 2008, 2007, 2006, 2005, 2004 en 2003. Ze bevatten tal van korte, scherpe, kant-en-klare moties; te benutten als inbreng of input voor eigen moties in EP, EK,TK, PS, en gemeenteraad. Als indelingsbasis voor de beleidsgebieden is besloten om vanaf 2006 de DG-structuur van de EU aan te houden en niet langer de indeling naar NL-ministeries.
Het platform startte op 8 februari 2003met 18 leden, telde in 2003 31 leden, 27 leden in 2004, 28 in 2005, 24 in 2006, 2007 en 2008. In 2009 is het bes tand opgeschoond; alleen leden van wie in 2008 een verklaring is ontvangen, zijn opgenomen in de ledenlijst (14 leden). Meer informatie en actuele informatie over het Nationaal Advies Platform D66 is aan te treffen op de webpagina van het platform: www.bjernv.dds.nl/platform.html.
Groet,
Bernard Verlaan
Secretaris (a.i.)
(alfabetische volgorde)
Visiedocument
Inleiding: Als voorbereiding heeft de vergadering zowel het document ‘concept visie th afd v1.2’ als het ‘verslag bijeenkomst th-afd
23-02-2011’ waarin het document besproken is met de voorzitters/secretarissen
van de diverse thema-afdeling. Het NAP had zich afgemeld omdat een vergadering
in Den Haag van 20-22u niet te combineren was met een goede en vooral tijdige
thuisreis. De afmelding blijkt niet in
het verslag te staan. De vergadering is blij verrast naar aanleiding van
het verslag te vernemen dat sommige platformen flinke ledenaantallen hebben
bereikt. Dat is knap werk van die afdelingen: compliment. Doch tevens is de
vergadering teleur gesteld dat de thema-afdelingen geen webpagina’s meer hebben
op de D66-website waar zij hun mijlpalen en eindproducten voor een breder
publiek toegankelijk kunnen maken. Het NAP heeft bijvoorbeeld wel een
dergelijke website maar het adres is ‘afgevoerd’, net als de contactgegevens en
het bestaan van het NAP. Discussie: De vergadering waardeert enerzijds
het initiatief om het contact met de thema-afdelingen gaande te houden,
twijfelt anderzijds of wel het goede/werkelijke probleem aangepakt wordt in het visiedocument, alsook met de
voorgestelde “oplossing”. De vergadering meent dat communicatie het probleem
is, niet de structuur of de bestuurlijke drukte. Dat laatste is te managen door
met een 2-lagen model te werken. De kernfunctie van de D66-vereniging is: kijk
mee, denk er over en vindt er iets van.
Het is de vraag of de voorgestelde oplossing daar recht aan doet; de
leden zijn er niet alleen voor de partij –dat is een te eenzijdige
invalshoek- maar ook omgekeerd.
Bovendien negeert het stuk een 80/20 verhouding van
resp. passieve en actieve leden. De passieven willen niet meer dan de partij steunen
en verwachten daarvoor 4x/jaar een glossy. De actieve 20% verwachten een ruimte
en een podium. Op de achtergrond speelt een strijd om een politieke baan.
Intern speelt er binnen de partij en die 20%, zo meent de vergadering, de
gebruikelijke strijd tussen het ‘executive office’ en het ‘public office’;
tussen hen die inmiddels wel/niet binnen de partij zelf een formele functie
hebben en heb die dat ambiëren. Die
spanning is eigen aan elke politieke organisatie.
Verder valt op dat het landelijke niveau de
thema-afdelingen niet serieus neemt. Kennelijk functioneren ze niet of
onvoldoende, ze worden niet als scouting mechanisme gebruikt en ook de relatie
tussen de thema-afdelingen en de volksvertegenwoordigers ontbreekt veelal; een
enkele uitzonderling daargelaten (In’t Veld, Bakker, Mill). Vanuit de vergadering komt de suggestie om
lokale afdelingen met landelijke thema-afdelingen te koppelen (in de afd.
Nijmegen heeft bijv. 40% van de leden een relatie met de universiteit). Of
leden-vrijwilligers te koppelen aan vertegenwoordigers [zie oproep ‘nul-uur
vrijwilligers tijdens de campagne]. Wb. de werkgroepensuggestie in het
visiedocument; dat is alleen voor grote afdelingen van toepassing. Gewenst is
in ieder geval debat waarbij de premissen zijn dat de volksvertegenwoordigers
vertegenwoordigers zijn zonder last of ruggespraak én de leden meepratend zijn;
kortom – verwachtingsmanagement.
De vergadering merkt voorts op dat ook in kleinere gremia de genoemde kwesties en problemen spelen. Het motivationele element in de politiek ik zwak ontwikkeld. Het visie-documnt is de zoveelste poging omde zaak op poten te zetten maar de makke is dat een functioneel probleem met een structuuroplossing benaderd wordt. Landelijke voorschriften doen er lokaal niet zo veel toe. Omdat daar de persoonlijke banden de boel bij elkaar houden. Via contactpersonen zouden de thema-afdelingen zintuigen kunnen zijn voor de voor de vertegenwoordigers. Maar het is duidelijk dat een topdown-benadering niet zal werken. Er moet van boven een levende en oprechte belangstelling zijn voor wat er leeft onder de leden in (thema-)afdelingen als die gevraagd en ongevraagd advies geven. Dat betekent dat men komt bij uitnodigingen en niet wegduikt in smoezen. Verder is het noodzakelijk dat bijeenkomsten met de verzamelde thema-afdelingen in het midden van het land plaats vinden en op bereisbare tijden. Den Haag is ongeschikt als locatie omdat het niet centraal ligt. Avondvergadering zijn in den Haag uiteraard niet handig voor ieder die er geen overnachtingsplaats heeft. Conclusie: de vergadering besluit om een schriftelijke reactie te doen uitgaan [actie secretaris] van het gevoelen, de strekking en de aangeroerde punten in de gevoerde discussie, met inbegrip van het ‘verdwijnen’ van het NAP op de thema-afdelingspagina van d66.nl. [
[Geachte Democraat, beste Gert Jan,
zoals gemeld bij onze afmelding voor het overleg
van 23/2, is het visie-document besproken in het plenair overleg op 12/3 van ons
discussieplatform (NAP). Ook het verslag was
tijdig genoeg ontvangen zodat het 12/3 meegenomen kon worden in het overleg;
waarvoor dank.
Allereerst: waardering voor het initiatief om het
contact met de thema-afdelingen te herstellen. Inderdaad graag ruim van te voren
aankondigen (6 weken); dan kunnen visiedocumenten in de vergaderingen van de
thema-afdelingen vooraf besproken worden. Dat past bij
de open en transparante werkwijze van onze partij.
Graag ook vergaderen op een centrale locatie in
Nederland en op een tijdstip waarop mensen die van ver komen, 's avonds nog thuis komen. Na
21.00u verandert het NS treinschema vanuit Den Haag en dat heeft consequenties
voor de aansluitingen in bijv. Utrecht.
N.a.v. het verslag
* Waardering voor die thema-afdelingen/platformen
die flinke ledenaantallen hebben weten te bereiken en activiteiten ontplooid hebben.* het zou
netter zijn geweest als in het verslag gestaan had dat het NAP zich had afgemeld
voor de bijeenkomst van 23/2 en later zou reageren na de eigen vergadering met de leden
(bij deze).
N.a.v. visiedocument
De NAP-vergadering reageert genuanceerd op het
visiedocument. An sich zijn de 3 functies niet
verkeerd, alleen zijn ze een beetje eenzijdig geformuleerd. D.w.z. de
invalshoek is vooral wat de afdelingen functioneel en inhoudelijk (jaarwerkplan
etc.) voor het landelijke zouden moeten betekenen. Omgekeerd, als aan
de orde is wat het landelijke zou kunnen betekenen voor de thema-afdelingen, dan gaat het
over 'verwachtingenmanagement' en over (top down)voorwaarden en criteria.
In de beleving van de vergadering, bieden de
thema-afdelingen graag gevraagd en wellicht vooral
ongevraagd advies. De functies zijn ook onnodig defensief geformuleerd: de
eigen verantwoordelijkheid van programmacommissies en politiek
vertegenwoordigers voor het al dan niet overnemen van adviezen staat immers binnen D66
buiten kijf; de zorgvuldigheid om de motieven daarvoor ook terug te melden zou wel
nadrukkelijk moeten worden vermeld!
De meeste thema-afdelingen of platformen stellen
de eigen onafhankelijkheid en het vrije debat op
prijs, zo meent de NAP-vergadering. Tevens zal een aantal juist de kritische, vrijdenkende
rol opzoeken; de luis in de pels. Het past een partij als D66 daarvoor ruimte en
waardering te laten. De "Denktank" voor politieke vertegenwoordigers
vereist veel van actualiteitswaarde en timing. "Hierbij kan
een wisselwerking optreden? is onjuist geformuleerd: de wisselwerking is een
noodzakelijke voorwaarde. Het gaat hier immers om
een thematische 'steunfractiefunctie'.
Over contact en communicatie ten slotte, spreekt
het NAP haar teleurstelling uit over de eenzijdige,
niet-gecommuniceerde actie om de contactgegevens van het NAP, inclusief de link naar
de NAP-webpagina, te verwijderen van de D66-site. Terwijl via die webpagina te zien was
dat het NAP vanaf 2002 jaarlijks 6-7 bijeenkomsten heeft gehad en de resultaten daarvan
op de site toont.
De overzichtspagina van
thema-afdelingen/platformen op D66.nl, toont alleen contactgegevens
richting voorzitter en secretaris; géén webpagina.Het spijtig dat de andere
thema-afdelingen/platformen geen eigen webstek meer hebben en daarmee geen 'geschiedenis'
meer kunnen tonen van hun activiteiten en mijlpalen. Leren van het verleden
is daarmee ook van de baan. Dat is spijtig maar wel zo fijn voor de befaamde 'waan van
de dag' in de politiek ook al wordt dat niet als 'des D66' ervaren.
Tot slot, uit het bovenstaande blijkt welke
suggesties het NAP u meegeeft voor de toekomst. Het NAP hoopt u en de collega's bij een
volgende gelegenheid wel te treffen en het zou fijn als het NAP i.o. als vanouds wel op de
D66-overzichtspagina genoemd (met webpagina).
Groet,
D66 NAP i.o. sinds 2002
Cees Slottje, Voorzitter
Bernard Verlaan, secretaris
www.bjernv.dds.nl/platform.html
http://plein66.nl/groups/111-nap-natadviesdiscussieplatfo/terrace
a) Inleiding Ter bespreking:
de publicatie SER 1950-2010 waarvan er er geen PDF beschikbaar is op het
internet. Aanvullende bronnen.www.uu.nl/faculty/humanities/NL/Actueel/nieuws/Pages/20101125-boek-over-ser.aspx
en www.ser.nl/nl/publicaties/overzicht%20ser%20bulletin/2010/november_2010/03.a
gaat om dspx. Gerben ligt het voorbereidende A4-tje toe. De rol en functie
van de SER is nauw verweven met de samenstelling ervan; vertegenwoordigers van
werkgevers, werknemers en kroonleden. In het huidige tijdsgewricht zou het voor
de hand liggen dat ook ZZP’ ers een vertegenwoordiging in de SER zouden
krijgen.
De SER is
een adviseur die een belangrijke rol vervulde en vervult; soc.economisch maar
ook bestuurlijk omdat de staatsinrichting zich voortdurend moet aanpassen. Veel
buitenlanden kijken naar de SER die in zekere zin een rol vervult in het gebied
dat bovennationaal is en beneden VN-niveau waar het gaat om het vinden van een
antwoord op de globalisering en internationalisering in relatie tot de
herinrichting van de welvaartsstaat. In het buitenland zijn er ca 80
vergelijkbare organisaties. De SER wordt als invloedrijk ervaren, mede als
uitwerking van de overlegcultuur die Nederland kenmerkt waarbij de SER mn. de
emotie uit het debat haalt. Van de SER-adviezen profiteert 75% van de
CAO-bevolking en terwijl 25% georganiseerd is via vakbonden. Het is een
verzameling van netwerken en fungeert bij tijd en wijlen als correctie op de
marktwerking, cq marktfalen. Vanaf de 2e helft van de 19e
eeuw was er een vergelijkbare overleg en waren er de ‘raden van arbeid’. In de
publicatie wordt gemeld dat in de SER gewerkt wordt in een transparante,
democratische en open sfeer; ook wordt er gelachen. Het belang t.o.v. de
politiek is de geformaliseerde inbreng van deskundigen. Politici moeten het pro
en con van deze deskundige inbreng afwegen. In die zin is het geluid van de SER
ook aanvullend op het parlement – niet ondersteunend.
Discussie T.o.v.
van de SER zijn -zo meent de vergadering-
zowel positieve als kritische geluiden te horen, tot en met afschaffen
toe. Sommigen denken weer aan een fusie met de WRR. Van Mierlo liet onzekerheid
toe in de beleidsbepaling, een WRR bracht de feiten in, een SER woog -zonder
emotie, zie boven- de belangen af. Belangrijk is echter de kwaliteit van het
advies. Waar in het buitenland (Frankrijk, Duitsland) vaak de regel geldt
t.a.v. advies, beleidsbepaling en uitvoering: 'winner takes all', kost dat in
de praktijk vaak meer tijd om tot effectief handelen te koen. In Nederland gaat
dat door de SER sneller, vandaar de buitenlandse belangstelling incl. Europese
(EU en RvE (Raad van Europa)), ook al is er formeel geen relatie. Als de vraag
gesteld wordt wat de belangrijkste bijdrage van SER geweest in de afgelopen 50
jaar, dan is dat 'arbeidsvrede'. Als de vraag gesteld word welk conflict de SER
heeft helpen oplossen, dan is dat het zorgstelsel van ziekteverzekering
geweest. Het duo VVD (als vertegenwoordiger van werkgevers) en de PvdA (als
vertegenwoordigers van de werknemers) isn nml. onvoldoende in staat om deze
achterbannen te vertegenwoordigen.
Ook al is de SER misschien een
goed orgaan, een Europ.missie is er niet. De politieke culturen in de EU
(noord-zuid) zijn te zeer verschillend om deze aanpak te laten werken, zo meent
de vergadering. Zelfs begrippen zijn over en weer niet zomaar inwisselbaar. Aan
de basis daarvan ligt het gegeven dat Europa altijd uit regio’s bestaan heeft
waarbinnen men al eeuwen zaken deed en regelde. De EU en de RvE faciliteren
eigenlijk precies dat wat altijd al bestond. De historische banden vallen vaak
terug op verschillende organisatievormen die op links-rechtse basisvormen.
Een D66 daarentegen is niet zo
snel in dat historische landschap terug te vinden, kent niet zomaar een pendant
bijv. in het Duitse politieke landschap. In Nederland is ‘denken’ niet a-priori
gelijk aan ‘zijn’ en is liberaal denken te combineren met niet-liberaal zijn.
In het buitenland is dat ondenkbaar; zijn gaat boven denken. In kritische zin
merkt de vergadering op dat het aantal adviezen van de SER groot is: 5000 van
commissies in 25 jaar tijd, en van de SER 600. Dat is goed voor resp. ca. 200
en 20 per jaar! Al met al rijst de vraag wat daarvan te merken is geweest en is
het antwoord: weinig tot niets – een enkel advies uitgezonderd
Concluderend meent de
vergadering dat de SER vooral een vooroverlegorgaan is voor draagvlakvorming en
machtsvorming; mn. als ‘dumpplaats’ van vraagstukken waar de politici zich niet
direct over uit durven te laten. In alle staatsvormen is er altijd wel iets
specifiek en de ‘formule’ is niet-exporteerbaar. Voor Nederland is dat kennelijk
een orgaan als de SER. Het is een vraag in hoeverre de ‘formule’ wel of niet ‘exporteerbaar’ is naar
andere EU-landen.
Inleiding: Als voorbereiding waren de
stukken opgegeven:
- Persbericht: www.ser.nl/nl/actueel/persberichten/2010-2019/2011/20110303_1.aspx
- Rapport: www.ser.nl/~/media/DB_Adviezen/2000_2009/2009/b27900.ashx
- Kabinetsreactie : www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brieven/2009/09/03/1-kabinetsreactie-op-ser-advies-europa-2020-de-nieuwe-lissabonstrategie.html
- Brondocument EU: http://europa.eu/press_room/pdf/complet_en_barroso___007_-_europe_2020_-_en_version.pdf
Het huiswerk was dat iedereen één stelling zou
meebrengen.Dit zijn de stellingen:
1_geen muntunie zonder een eenheid van
politiek-economisch beleid;
2a_winst van bedrijven moet aan pensioenfondsen
toegevoegd worden (in NL al geregeld) t.b.v. betaalbaarheid pensioenen in Europa in 2020;
2b_alleen door concessies te doen aan eigen standpunten,
is een EU-eenwording te bevorderen;
3a_nationalisme hindert het functioneren als
economische en politieke eenheid;
3b_er is een politieke eenheid nodig als basis voor
de pensioenvoorziening;
4_EU2020 is een EU van burgers en daarmee van inkomensverdelingen;
5_ de regering moet aan de WRR en deskundigen
advies vragen en niet aan ‘belangbehartigers’.
Over de inleidende stukken merkt de inleider de
merkwaardigheid op dat het EU-document 20 pagina’s telt, het SER-“advies” 180
pagina’s, de beleidsreactie van de regering wederom 20 pagina’s en dat de
relatie tussen deze drie documenten ver te zoeken is. Geteld in woorden zou het
beeld nog sterker verschillen (a.g.v. verschillen in lettergrootte en
regelafstand).
Inhoudelijk: de SER rept vooral over eigen
stokpaardjes, de beleidsreactie is erg nationaal en naar binnen gericht en -net als bij de SER- slechts bijna “bij toeval“ gerelateerd aan
de zeven ‘vlaggenschepen’ die het EU-stuk inbrengt. De zeven vlaggenschepen
zijn: innovatie, jeugd, digitale agenda, grondstoffen,
industrie-gelobalisering, agenda voor nieuwe skills en banen en
armoedebestrijding.
Discussie:
De vergadering brengt de complexe thematiek en reeks stellingen terug tot een
aan aantal hoofdzaken:
-
de gevolgen van
globalisering voor de EU-politiek (industrie-economie) met een afnemende doch
blijvende oriëntatie op de V.S. en een groeiende aandacht voor opkomende
potentiële leidende economieën zoals China, India en straks andere landen zoals
een Brazilië ;
-
de munt-unie versus de
(ontbrekende) economische en politiek ‘backing’ daarvan;
-
de grondstoffenpolitiek.
Deze drie punten aflopend, zijn een aantal geluiden
in de vergadering te horen. Het niet krachtig terugveren van de economie na de
crisis betekent, zo meent de vergadering, dat de economische politiek
prioriteit moet hebben. De muntunie wordt enerzijds als basis gezien
–een huis moet een goed fundament hebben-
voor vervolgstappen, anderzijds wordt een gezamenlijke economische
politiek voorwaardelijk geacht voor de muntunie en daarmee voor de
vervolgstappen. De gezamenlijke markt, zo wordt opgemerkt, leid er toe dat
bijv. in Nederland het BNP 10% hoger is dan zonder de gemeenschappelijke markt.
Daar staat dan tegenover dat landen zonder euro individueel wel nog het
devaluatie-instrument beschikbaar hebben en de euro-landen niet. Er wordt
gerefereerd aan het Facing the Futures rapport van de OECD Inter Futures Study
Group uit 1980. Daarin –voor het eerst in de geschiedenis een economisch model met
een test-retest reliability waarvoor een econoom zich niet hoefde te schamen
(zie ESB Special over de studie)- werd
een aantal toekomsten voor Europa doorgerekend; toen nog het Europa van negen
leden. De conclusie was hard en eenduidig: alléén als en in de mate waarin
Europa met één economische en politieke stem in de wereld kon spreke, zouden de
Europese landen niet afzakken tot het welvaartsniveau van de derde
wereldlanden. Omdat dat niet voor mogelijk werd gehouden, was het minst
gunstige (meest waarschijnlijk) vierde ‘D-scenario’ nog eens verder uitgewerkt
in een viertal subvarianten.
Over de globalisering en industriepolitiek,
zo meent de vergadering miskent Europa enerzijds haar historische,
verschillende en gegroeide achtergrond; m.n. ontbreekt een adequaat
antwoord op de situatie/het feit dat er
sprake is van een Europa van twee snelheden c.q. stabiliteiten. Anderzijds wordt er evenmin adequaat ingespeeld op
de veranderende globale situatie met sterk opkomende economieën en potentiële
nieuwe wereldleiders; denk aan China, India en straks wellicht Brazilië c.q. de
BNP-curves van Goldmann Sachs die in de voorgaande vergaderingen al aan de orde
waren. De macht en invloed van deze nieuwe leiders gaat (deels) ten koste van
die van een V.S. Als zodanig worden de vlaggenschepen van Barosso wel herkend
als functioneel en juist, maar ontbreekt het nog aan een ‘eenheid van beleid’
in de EU; die ene gezamenlijke stem – voorwaardelijk voor het welvaartsbehoud
in de EU. Het is betreurenswaardig dat de SER nauwelijks-tot-niet op Barosso
ingaat en idem de beleidsreactie van de regering op de SER en op Barosso. Er is
immers heel wat gaande; de haven van Athene is in Griekse handen, net als
andere belangrijke en strategische locaties in bijv. het UK en V.S. Zie ook de
SER jubileumpublicatie (1950-1960). Waar andere landen juist meer zijn gaan
investeren in R&D, investeert Nederland steeds minder (weer 0,5%); zie de
TOF-cijfers [BV: www.rathenau.nl/uploads/tx_tferathenau/Rathenau_Feiten_en_cijfers_TOF_2009-2015.pdf]. Bezuinigingen worden ingeboekt zonder onderbouwing, met
de blik naar binnen i.p.v. naar buiten zoals kenmerkend zou zijn voor een
handelsland – meent de vergadering.
Over de grondstoffenpolitiek meent de
vergadering dat de urgentie onvoldoende herkend wordt in de reacties van SER en
regering. Ook daar is heel wat gaande; China die relaties legt in Afrika en
verschaf zich ook daar toegang tot grote voorraden. De vraag is ook of wij naar
nog meer welvaart moeten streven. Het evident dat de consumptie tot uitputting
van de grondstoffen leidt en tot de vraag: ‘hoe lang nog?’. De vergadering
meent dat het nodig zal zijn om een sluitend terugwinsysteem van grondstoffen
ingericht te krijgen en de economie (spaarzaamheid) zo in te richten dat
daarmee volstaan kan worden.
Op het punt van energie, wordt een kolencentrale
met nul procent CO2-uitstoot mogelijk geacht a.g.v. nieuwe technologische
ontwikkelingen op het gebied van opvang
en opslag. Investeringen in kennis en innovatie acht de vergadering daarvoor
voorwaardelijk.
Er zijn echter goede voorbeelden beschikbaar op
deze fronten. Zo memoreert de vergadering voorbeelden uit de gezondheidszorg
waarbij de gebruikers (gehandicapten) aan de onderkant oplosten waar de
bovenkant –de specialisten- faalden. De
praktijk laat zien dat geld dat naar de ziekenhuizen gaat m.n.leidt tot een
extra tussenlaag (management).
Hoe beleidsmaatregelen uitpakken is tevoren niet
altijd bekend; goed, niet goed of iets in het midden. Het is meestal een
normaalverdeling. Wat wèrkt, daar gaat het om. En om de factoren die tot succes
leiden. Onder verwijzing naar (PvdA) Mei Li Vos’ proefschrift over bilaterale
samenwerkingsprojecten Nederland-Indonesië memoreert de vergadering het belang
van de personele samenstelling. De these toonde aan dat succesvolle projecten
zich kenmerkten doordat aan 2 zijden de invalshoeken ‘Bold, Skilled and
Motivated’ goed waren ingevuld. Of en wanneer dat het geval is, acht de
vergadering toeval; voortmodderen in een onzekere omgeving zal dus de regel
zijn.
Conclusie: De vergadering
memoreert de uitspraak ‘In der Beschränkung zeigt sich die Meister’ in de
richting van het aantal pagina’s van de SER en de regering, en acht het
beschamend dat beiden niet of nauwelijks werkelijk op de hoofdthema’s van de
nieuwe Lissabonstrategie ingaan. Op de besproken thema’s vindt de vergadering
zich in de muntunie als basis, de noodzaak van een duurzame grondstoffenpolitiek
en in een open houding naar globalisering indachtig het ‘handel lokaal – denk
internationaal’ van D66.
Inleiding: er wordt met een zekere teleurstelling opgemerkt
dat dit onderwerp wéér speelt en dat opnieuw
-zie eerdere besprekingen in dit platform- de politiek niet geleerd heeft van eerdere lessen. Discussie:
de vergadering memoreert dat er te weinig reflectie is op nut, noodzaak,
haalbaarheid en belang voor en van Nederland. Bovendien betwijfelt de
vergadering aan de realiseerbaarheid en houdbaarheid van de toegezegde mandaten
wb. het niet deelnemen aan oorlogshandelingen. Wederom ontbreekt het aan een
duidelijke exit-afspraak. De naïviteit van onze politiek is stuitend; Afghanen
zijn geen Brabanders. Een keuze voor ‘real politik’ is niet zo zeer een
probleem maar deze gekozen inzet hoort bij een bestaande civiele rechtstaat,
niet bij een civiele rechtstaat in oprichting! Het zou verder prima zijn om in
internationaal verband deel te nemen aan het denken over de
inrichting/organisatie van een civiele rechtstaat. Conclusie: de
vergadering is niet bepaald positief over de gekozen koers.
Inleiding Ter
bespreking vandaag de hoofdstukken 8 (opbrengsten), 9 (kwaliteit) en 10
(financiën en rechtmatigheid van bestedingen) en –als het kan- af te ronden met
de discussiestellingen. Als geheugensteun wordt kort de samenvatting van elk
hoofdstuk doorgenomen alvorens de Discussie te starten. Bij opbrengsten
memoreert de vergadering dat een hoog aandeel hoger opgeleiden wellicht nuttig
kan zijn maar er dient ook aandacht te zijn voor het vakmanschap en de
ambachten. Evenzeer moet een tweedeling in de maatschappij van hoger en lager
opgeleiden voorkomen worden; de eerste kan met abstracties werken en de
relationeel-emotionele invloeden daarop interpreteren en gebruiken, de tweede
is sterk in relaties en verbanden in de praktijk. Nederland is niet bediend met
een beroepsbevolking die praktische problemen in theorie weet op te lossen
waarbij de ‘handjes’ ontbreken om de problemen ook daadwerkelijk opgelost te
krijgen. Het bestaan van bijv. artsen-, juristen- en ambachtenfamilies is niet
persé verkeerd en eigenlijk begrijpelijk; van kindsaf neemt het kind al aan de
eettafel specifieke beroepskennis op. Maar het moet niet leiden tot een
overwaardering van hogere opleidingen. De ‘return of investment’-calculus
doet wel besluiten dat hogere opleidingen ‘rendabeler’ zijn. Maar als iedereen
hoog opgeleid is, is het de vraag of diezelfde roi-calculus nog steeds van
toepassing is; een aantal overige basisaannamen in de calculus kunnen dan nml.
veranderd zijn.
De vergadering ziet een tendens
van toenemend planeconomisch denken en zet vraagtekens bij een zich opdringende
‘f-cultuur’ (f=financiële). Een hogere opleiding betekent veelal een langere
opleiding. Opleidingen verkorten betekent dat ook eindtermen en
onderwijssystemen aangepast moeten worden. Voorts miskent deze planeconomische
insteek nut en noodzaak van de rijping van kennis. Weten hoe iets moet en
wanneer is één ding, weten in welke mate om het beste resultaat te krijgen is
een tweede en vereist oefening, herhaling en ‘fouten maken’. Een van de leden
verwijst hierbij naar Pirsig’s ‘Zen en de kunst van het motoronderhoud’; weten
dat de motor ingesteld moet worden op een andere zuurstofinname op grotere
hoogten is het ene. Weten of beter horen-voelen wanneer de afstelling precies
goed is, is het andere. Aldus legt Pirsig (filosofoof) het begrip kwaliteit uit
als exact de scheidslijn tussen ratio (op basis van cijfers en handleiding
weten wat de juiste instelling moet zijn) en gevoelen-emotie (horen-voelen wat
voor déze motor –gegeven overige instellingen, leeftijd, slijtage enz.) op déze
hoogte de juiste afstelling is. De natuurkundigen in de vergadering weerspreken
deze voorstelling van zaken; ook die ‘gevoelde zaken’ zijn in tabellen onder te
brengen enz. waardoor de juiste afstelling een puur instrumentele-rationele
aangelegenheid is. – zo stellen zij.
De ratio-insteek van de
planeconomen heeft tot gevolg dat de Inspectie zich richt op prestaties (een
westerse conceptie), zo meent de vergadering. Het gevolg is een
‘vinklijstjes’-benadering van de zijde van de Inspectie. Daarbij wordt voorbij
gegaan aan de mogelijke toekomstige ontwikkeling van de maatschappij waarin
onderhoud (een islam. conceptie) belangrijker gaat worden. Anders gesteld: onze
materiële situatie/prestatie is ongeveer op zijn maximum. Het is nu zaak om ook
de BRIC-landen op dat niveau te krijgen. Economie en geld werkt echter volgens
dezelfde methodiek als die voor en van een gloeilampjesfabriek; de docent met dommere
leerlingen krijgt minder betaald terwijl die eigenlijk meer betaald zou moeten
krijgen want zijn klus/bijdrage/toe te voegen waarde is aanzienlijk moeilijker
dan voor de docent met hoogbegaafden. Het fenomeen van prestatiebeloning
betekent alleen dat de docent zich eerder gaat concentreren op de
geïnteresseerde leerling, dan op de ongeïnteresseerde, zo meent de vergadering.
Er is een sterke neiging om op alle fronten het nieuwe bestuurlijke management in te voeren:
afrekenbaar op prestaties (zie Lorentz, ‘If You are So Smart, Why Aren’t You
Rich?’) maar dat gaat voorbij aan de rijpingstijd en de bezieling voor een vak.
Er valt minstens zo veel te zeggen voor een streven aan een ‘bruto nationaal
geluk’ als een ‘bruto nationaal product’. De aanpak van bijv. Asscher die met
37 oud-inspecteurs evenzoveel zwakke scholen aanpakte bewijst dat het anders
kan: er bleven maar 4 zwakke scholen over.
Concluderend spreekt
de vergadering over de eerste, als te zwart-wit ervaren stelling. Er is geen
deltaplan nodig want er zijn genoeg goede elementen. Een plan, ja maar dan om
de goede elementen te verbinden, gericht op kwaliteit en om de vinkcultuur en
f-cultuur tegen te gaan en om rijping en incubatie van kennis, kunde en
beroepsrol toe te staan. De verwijzing naar de ambitie om tot de top 5
kenniseconomieën te behoren acht de vergadering irrelevant. Met deze
opmerkingen besluit de vergadering om de volgende keer te spreken over de als
volgt geherformuleerde stelling 1 en de andere stellingen verder te spreken:
Iedereen kent
de metafoor van het half volle en half lege glas, dat gezegd zijnde spreekt de
vergadering uit:
constaterende
dat
-
het met eenderde tot een
kwart van het onderwijs dermate slecht gesteld is op het gebied van kwaliteit
van opleidingen, docenten, examen, bestuurlijk en bedrijfsvoerend vermogen,
financiële positie,
-
er talloze goede elementen
te onderkennen zijn in het onderwijssysteem en aan het stelsel ;
dat
overwegende,
-
kwaliteit het kerndoel van het onderwijssysteem en de
–inzet moet zijn
adviserende
dat:
-
een plan noodzakelijk is om de goede elementen over
de hele breedte van het onderwijs ingang te doen vinden;
-
extra financiële middelen
noodzakelijk om de beschikbare kennis, know how en onderwijsresources effectief
in te zetten om die kwaliteitsambitie waar te maken.
en vervolgt
de vergadering.
Overigens wordt opgemerkt dat
gaande de discussie, de overige stellingen eigenlijk achtereenvolgens aan de
orde kwamen. Dat zal nuttig zijn voor de finale afronding in de volgende
bijeenkomst.
(Jaarverslag 2009-2010; verscheen medio april
2011) (www.onderwijsinspectie.nl/binaries/content/assets/Onderwijsverslagen/2011/Onderwijsverslag+2009+2010.pdf ).
Inleiding (Bernard): De vorige keer is er
naast een algemeen rondje specifiek gesproken over de hoofdstukken 2, 3, 4, 7,
9 en 12 van de jaarlijkse Inspectiepublicatie: ‘Dit keer zijn de overige hoofdstukken aan de beurt. Door
tijdgebrek blijft de bespreking beperkt tot de hoofdstukken 5, 6 en 8. Het mbo ligt recentelijk vaak onder
vuur. Daarbij wordt vaak vergeten dat het om de moeilijkste groep jongeren
gaat. Tot dit jaar was het ook –na po en vo-
de sector met de meeste leerlingen. Veelal zijn ze intellectueel wat
zwakker hoewel uit een oude studie bleek dat het aandeel hoogbegaafden
beduidend hoger is dan je op grond van gezond verstand zou verwachten
(onderzoek van omstreeks 1980, 20% scoorde in het hoogste percentiel van een
NL-versie van de French Raven Matrixes Intelligence test; zie pg 21 van De
Leeuws, J; Meester, A.C.; Over intelligentieonderzoek bij militaire keuringen
van 1925 tot heden, in Mens en maatschappij, nr. 1, jrg 59, 1984). In de
betreffende leeftijd maken ze niet alleen een reeks lichamelijke veranderingen
door die sociaal, emotioneel en maatschappelijk van invloed zijn op hun
functioneren terwijl zij minder bagage hebben om daar adequaat mee om te gaan.
Bedenkelijk is de bevinding (pg 117 van het Onderwijsverslag) dat 1/3 van alle
verzorgde opleidingen in het mbo, gevolgd wordt door slechts 3% van het totale
mbo-leerlingenbestand. Enerzijds laat dat een stuk maatwerk zien van de sector,
anderzijds roept het vraagtekens op m.b.t. efficiëntie. Daarbij kan voorts de
vraag gesteld worden of de gediplomeerden van deze kleine opleidingen, goed op de arbeidsmarkt terecht komen. De
mbo-scholen kennen een ‘zorgplichtbeginsel’. Dat betekent dat zij alleen
opleidingen mogen aanbieden met een voldoende
en aantoonbaar arbeidsmarktperspectief. Dat zou wel eens niet het geval
kunnen zijn bij deze kleine opleidingen.
Inleidend op het HO-hoofdstuk geeft
Wijbrandt aan dat de Inspectie stelt dat de basiskwaliteit van de opleidingen
op orde is en het rendement achterblijft. Uit tekst blijkt dat het aantal hbo-
en wo-studenten in de laatste 10 jaar flink gestegen is. Daar zit dan precies
het punt: kwantiteit/kwaliteit en (financiële) bedrijfsvoering.
Discussie Wijbrandt vervolgt zijn betoog;
als de kwantiteit toeneemt, dan neemt de kwaliteit noodzakelijkerwijs af, onder
verwijzing naar een van zijn stellingen. De belangstelling gaat te veel nu te
veel uit naar de kwantiteit en naar formalisme. Om het verschil aan te geven,
wordt het voorbeeld aangehaald van de hbo’er die wo is gaat doen en bij zijn
begeleider zijn ‘afstudeeropdracht’ komt opvragen. Scripties zouden juist in
een kenniseconomie op creativiteit beoordeeld moeten (kunnen) worden; iemand die
vraagt wat zijn afstudeeropdracht is, heeft iets ernstigs gemist. Een
kenniseconomie betekent dat kwalitatief de beste mensen ingezet worden voor het
kwalitatief beste werk. Daar wordt nu te weinig aandacht aan besteed. Daarnaast
zijn er nog vragen denkbaar ten aanzien van bijv. de rol van de kleinere
faculteiten.
Besluitend De vergadering constateert een
‘hora est’ en zal de discussie in de volgende vergadering voortzetten, waarbij
ook de overige hoofdstukken 10 en 11 meegenomen zullen worden.
Inleiding (Bernard): dit voorjaar is van de hand van de
Onderwijsinspectie weer verschenen (jaarlijk): De staat van het onderwijs,
onderwijsjaarverslag 2009-2010 (www.onderwijsinspectie.nl/binaries/content/assets/Onderwijsverslagen/2011/Onderwijsverslag+2009+2010.pdf
).
Gegeven de recente geluiden over kwaliteit en andere issues, gegeven de
aanwezige onderwijsexpertise in deze groep, en het belang van onderwijs waar
D66 zich sterk voor maakt, is het van nut dat de groep zich richinggevend
uitspreekt over zaken die er toe doen: in dit geval ons onderwijs.
Lang geleden (omstreeks 1995) zag de inleider een
mooie studie van de ERT (European Round Table of Industrialist, een vereniging
van de Europ.multinationals - www.ert.be): ze had onder
haar leden onderzocht waar het onderwijs vooral voor moest zorgen. Een
belangwekkend rapport want onderzoekers komen in de regel niet bij die firma's
in de directiekamers. De uitkomst was -curieus genoeg- vergelijkbaar met de
kernvakken in de Oudheid en de Middeleeuwen bekend van het zgn.
trivium+quadrivium van de gymnasia. Oftewel: taal (grammatica, retorica en
dialectiek) en rekenen (rekenkunde meetkunde).
Daarnaast is er van de hand van de bedenkers van de
SF-reeks 'Star Trek' zowaar een serieuze studiegids voor het hogere onderwijs geschreven
voor het onderwijs in 2150; compleet met een vierjarig curriculum ( Starfleet
Academy Student Handbook; 1994). Dat is de andere kant van het
onderwijsvraagstuk: niet alleen 'doen we het goed genoeg', maar ook: 'doen de
goede dingen' – dwz. brengt het onderwijs de kennis en kunde bij die nodig is
in de wereld van “morgen” of moet ze het laten bij dezelfde onderwijsinhoud van
de tijd van de ganzenveer en nog ouder?
Om het onderwijsverslag in deze vergadering te
bespreken is er een leeswijzer gegeven, enigszins rekening houdend met ieders
sterkten. Het onderwijsverslag gaat vooral in op het eerste deel van het
vraagstuk.. Rondje eerste indrukken Allereerst blijkt dat sommigen
andere hoofdstukken hebben bekeken dan de leeswijzer had aangegeven (Pieter 7,
9; Marijke en Gerben 2,4; Cees 3,12)) . De vergadering merkt op dat het corpus
(de inhoud) van het onderwijs niet gewijzigd is sinds de 90-er jaren en dat de
Inspectie uit gaat van de nú geldende regels. Beter zou het zijn om het
financiële en het professionele beleid te scheiden. Het betreft nml. twee
verschillende managementculturen.
Het imiteren van het bedrijfsleven met een directie
en een raad van toezicht, ziet de vergadering al onwerkbaar: het werkt niet in
het bedrijfsleven (te vaak twee handen op één buik) en zal zeker niet werken in
het onderwijs. Concurrentie is misschien goed voor het bedrijfsleven maar niet
voor het onderwijs waar het motto moet zijn: haal het beste uit jezelf.
Over de onderwijsinspectie, meent de vergadering
dat die beter moet functioneren, in die zin dat ze niet op afstand en
administratief 'controleert' maar wellicht meer intrinsiek aan de slag moet met
onderwijs maar misschien moet dat ook juist niet; een uitzoekpunt. De Inspectie
stelt zich -net als het politieke debat- naar mening van de vergadering ook te
mechanistisch op: ze zou niet alleen tekortkomingen moeten melden maar dat ook
staven met evaluaties, analyses en effecten. Ze zou met de politiek juist het
inhoudelijke debat moeten voeren.
Het idee dat de complexiteit in het onderwijs debet
is aan diverse problemen, wijst de vergadering van de hand. Ze ziet dit als
uitvlucht voor de vele verantwoordelijken die zelf geen onderwijs gegeven
hebben; net zoals in de industrie, waar veel verantwoordelijken nooit geruime tijd
er in gewerkt hebben – op de werkvloer en met vuile handen. Onderwijsambtenaren
zouden geregeld een week voor de klas moeten staan. Wat betreft de
'toetscultuur' merkt de vergadering op dat het belangrijk is dat de samenleving
vertrouwen heeft in de kwaliteit van het onderwijs en de diploma's, maar dat
dat niet bereikt wordt door veel te toetsen. Denk eerder aan een centraal
examen door onafhankelijke examinatoren (denk aan gekwalificeerde
pensionado's).
Gerben heeft ter voorbereiding van de vergadering
met een tiental onderwijsmensen gesproken. Den Haag komt er niet best van af;
1. het onderwijs heeft veel last van administratieve en bureaucratische
regeldruk, en 2. er werken daar kennelijk te weinig mensen met verstand van
onderwijs. Gevoelsmatig speelt hier wellicht wel een te veel aan wij-zij
denken. Marijke merkt aanvullend op dat er sprake lijkt van een kloof met het
veld: Den Haag benadert de zaken theoretisch en met onderzoek, Cees merkt
hetzelfde op bij Gemeenteraden – in de GR is er veelal te weinig
achtergrondkennis aanwezig. Bovendien: het is zeker niet zo dat wanneer de GR
of Den Haag iets bedenkt en 'vast stelt', het besluit ook meteen werkelijkheid
is in het veld.
Marijke is van mening dat hoe lager het niveau van
de leerlingen, hoe hoger het niveau van de docenten moet zijn. Goede docenten
moeten de ruimte hebben om de dingen op hun eigen manier te doen; daardoor zijn
ze immers goed. De zwakste leerlingen (speciaal onderwijs) moeten vooral leren
rekenen, lezen en schrijven; al het meerdere is meegenomen. In het groen
onderwijs zou 'burgerschap' een nadrukkelijker element moeten zijn.
Als er bezuinigingen gezocht moeten worden, zoek
die dan in reductie van administratie en bureaucratie, volgens de
onderwijsmensen.
Het SG-verhaal, zo meent de vergadering, is
ongelooflijk oninteressant. Diverse voorstellingen van zaken ontmoeten
kritische kanttekeningen. Schoolprestaties moeten sowieso niet vanuit
gemiddelden benaderd worden maar vanuit medianen. Onzinnig ook om de jongens
een jaar later naar school te laten gaan omdat de meisjes het op dezelfde
leeftijd 'beter doen'. Er wordt bijv. geen relatie gelegd met het aantal juffen
versus het aantal meesters. De prestaties van allochtonen zijn dan wel mooi
maar er wordt verzuimd te melden dat het niet meer om eerste of tweede
generaties gaat zoals bij eerdere observaties. Opbrengstgericht werken is een
mooie kreet maar om wiens opbrengst en prestaties gaat het? Niet wordt in een
lange termijn perspectief geplaatst. Geregeld maakt het verslag de indruk van
de bekende 'stuurman aan wal'. De last die scholen ondervinden van
administratie, komt ook voort uit de nadruk op 'procedures'.
Kortom: de vergadering vraagt zich af hoe het gestelde door de
Inspectie tot 'leven' komt. Hoe vaak voert de politiek het gesprek met
schooldirecteuren? Het lijkt er alleszins op dat de theorie en de praktijk van
het onderwijsbeleid niet matcht.
Omdat het Seniorenplatform op 16/11 om 13.00u in de
Twee Marken te Maarn met als gast Edwin Nypels over dit onderwerp zal spreken,
besluit de vergadering dit onderwerp niet nu te bespreken maar pas op 17/12.
De vergadering
geeft eventuele aanwezigen wel mee dat niet alle burgers over AOW-rechten
beschikken en dat er veel
onduidelijkheid bestaat over de cijfers. Er worden veel beweringen
gedaan, zonder onderbouwing met cijfers of feiten. Voorts moet er onderscheid
gemaakt worden naar leefsituatie; voor singles is de situatie anders dan voor
paren. In een e-society zouden deze gegevens transparant gemaakt moeten worden.
Actie: Bernard en Pieter zullen op eigen wijze cijfers proberen te achterhalen
(resp. internet en CBS bellen).
De Jonge Democraten tornen aan de hoogte van de
pensioenen, gerelateerd aan de fiscale belasting. Dat laatste gebeurt nu
feitelijk al geleidelijk. die er al is. Het schrikbeeld doemt op dat de AOW
straks even hoog is als een eventuele pensioenbelasting.
Inleiding: Indiener licht de
chargerend geformuleerde motie toe. Discussie: De vergadering merkt op
dat misbruik van de eindloonregeling (bijv. in het leger kregen
aspirant-pensionados bij afzwaaien er een rang bij en daarmee een hoger
pensioen; bovendien vaak op jongere leeftijd dan 65) óók reden was om van de
eindloonregeling af te stappen, niet alleen het barsten het van ‘dot.com
bubble’ door speculerende “beleggers”. Voorts had de regering (Lubbers) 35 mrd
gulden uit de ABP-kas gehaald en de historisch lage ‘rekenrente’ ook een reden
voor de huidige discussie. Pensioenresultaten zijn dankzij beleggingen beter
dan zonder beleggingen (i.e. alleen op basis van obligaties). Nieuwe regels met
grote gevolgen moeten simpel gehouden worden. Bernard beziet het systeem vanuit
drie componenten waarover nagedacht moet worden en in samenhang bekeken; resp.
de deelsystemen/regelingen van inleg, beheer en uitkering. Daar waar er problemen optreden, spelen dan
zaken als rechten, een redelijke overgangsperiode om de problemen op te lossen
en beginselen van behoorlijk bestuur. Pieter merkt op dat Jacob Kohnstamm
gemeld heeft zich níet met de pensioenkwestie bezig te houden en zal op verzoek
van de secretaris contact zoeken met Vivian van Geen. [ ] Actie Pieter
Conclusie:
de vergadering kiest niet voor de chargerende bewoordingen van de motie, staat
in beginsel positief tegenover het geformuleerde advies dat:
-
De pensioenpijler radicaal herzien moet worden op
een wijze die garanties biedt voor de kapitaalvastheid van de gespaarde
middelen;
-
De overheid de door de Pensioenfondsen veroorzaakte
vermogensverliezen verhaalt op bestuurderen en (tussen)handelaren die beoogd
hadden te verdienen met de beleggingen;
en
zal dit discussiepunt terug laten komen nadat
er meer informatie is vergaard via Van Geen.
(alfabetische volgorde)
Binnen de partij is het nuttig om zicht te houden op
elkaars activiteiten en initiatieven. Elke vergadering is ‘Rondjes’ een vast agendapunt. Dan wordt in de groep
nagegaan wat bekend is van de activiteiten van andere platformen, van de
regio’s en van (aanwezige) afdelingen. Tevens wordt in gegaan op belangwekkende
nationale ontwikkelingen (en Europese).
Veelal is er een kleine voorbereiding geweest via
een internetscan door de secretaris via het onderstaande lijstje.
Overige platformen van D66 leveren mooie
dingen, wat betekent dat voor het NAP?
URL: pm
Regio’s van D66 leveren mooie dingen, wat betekent
dat voor het NAP?
Regio’s |
Bijeenkomst/actie?
|
Opmerkingen? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Afdelingen |
Moois
van D66 (www.d66.nl) en van Sophie www.sophieintveld.nl
Moois
uit de EU
|
|||||
|
Het platform telt leden, afkomstig uit
de diverse regio’s. Er is een ‘dagelijks bestuur’ dat gekozen uit het midden
van het platform en bestaat uit vijf mensen. In de lijst treft u kort de
basisgegevens aan van de leden. |
||||
|
Wij zijn alle lid van |
D66. |
|
||
|
De organisatie van |
het platform is voorlopig in handen van vijf
presiderende leden: -
Vz: Kees
Slottje; c.slottje@hccnet.nl
; -
secr: Bernard
Verlaan bjernv@dds.nl
-
vacant -
vacant Na de startbijeenkomst op 8 februari 2003,
wordt een nieuw vijftal gekozen. Deze vijf leden te samen (interim) worden
het bestuur of het presidium *) genoemd. Nadat het platform een formele status krijgt, zal
er een nieuw bestuur gekozen worden en treedt het interim bestuur af. *) Hierover moet nog besloten worden. |
|
||
(overige)
leden zijn voor/van
|
Groningen
|
Verklaring
van NAP-lidmaatschap
|
|
||
|
WIJBRANDT
VAN SCHUUR |
JA |
|
||
|
Fryslân
|
|
|
||
|
|
|
|
||
|
Drenthe
|
|
|
||
|
(Vz: Kees Slottje;
|
JA
|
|
||
|
Overijssel
|
|
|
||
|
|
|
|
||
|
Gelderland
|
|
|
||
|
|
|
|
||
|
Utrecht
|
|
|
||
|
(secr: Bernard Verlaan bjernv@dds.nl
)
|
JA
|
|
||
|
Pieter Ullersma |
JA |
|
||
|
Noord-Holland
|
|
|
||
|
|
|
|
||
|
Zuid-Holland
|
|
|
||
|
|
|
|
||
|
Zeeland
|
|
|
||
|
A HIJGENAAR
|
JA |
|
||
|
Noord-Brabant
|
|
|
||
|
M.C.
de Jong |
JA |
|
||
|
Marijke
Maathuis |
JA |
|
||
|
Limburg
|
|
|
||
|
J.W. BERTENS
|
JA |
|
||
|
Flevoland
|
|
|
||
|
Gerben
van der Woude |
JA |
|
||
2011 |
Per vergadering wordt verslag uitgebracht aan de contactpersonen van de fractie van EP, EK, TK, D66-platformen en een aantal D66-regio’s. |
17/12 |
Resumé:
De vergadering opende zoals gewoonlijk met uitwisseling van informatie en
documentatie. Dit keer betrof het o.a. energiepublicaties. Nadat landelijke
en provinciale politiek de revue waren gepasseerd vervolgde de vergadering de
discussie en positiebepaling t.a.v. onderwijs n.a.v. het jaarrapport van de
Inspectie. De diverse stellingen kwamen indirect aan bod zodat deze in het
volgende overleg gefinaliseerd kunnen worden. |
12/11 |
Resumé:
Tijdens de vergadering is naast een uitgebreide rondgang langs de nationale,
provinciale en lokale ontwikkelingen, stilgestaan bij de publicatie SER
1950-2010. De vergadering blijkt een genuanceerd beeld te hebben van dit
orgaan -ziet het voornamelijk als nuttig gebleken vooroverlegorgaan- en is
het een vraag in hoeverre de 'formule' wel of niet 'exporteerbaar' is naar
andere EU-landen. |
8/10 |
Resumé:
De vergadering heeft uitgebreid gesproken over de actuele ontwikkelingen in
gemeenten, afdelingen, waterschappen en de landelijke 'impasse'. Wb. dat
laatste: de oppositie vindt elkaar niet en alle partijen zijn op zoek naar
'sterke leider' en nieuwe scheidslijnen nu de oude niet meer van toepassing
zijn. Het onderwijsonderwerp (de hoofdstukken mbo en ho van het
Inspectieverslag) werd hierdoor alleen inleidend besproken. De discussie
wordt de volgende vergadering voortgezet, als ook de resterende hoofdstukken
aan de orde zijn. |
27/8 |
Resumé: de
vergadering blikte terug op de recente politieke ontwikkeling
(internationaal, landelijk, regionaal, afdelingen, waterschappen en de
actualiteit. Daarna is het eerste deel van de discussie gevoerd over ‘De
staat van het Onderwijs,
onderwijsjaarverslag 2009/2010’ van
de Onderwijsinspectie. Kernvragen: wordt er goed geleerd/onderwezen en wordt
ook het goede onderwezen, en natuurlijk, toetst de Inspectie goed en op de
goede dingen? Hoofdzakelijk is er in een algemene ronde gesproken over een
aantal hoofdstukken en over de bevindingen van een van de leden die een
tiental gesprekken met onderwijsmensen uit het veld gevoerd heeft. |
4/6 |
Vervallen |
16/4 |
Resumé: Hoewel
geagendeerd voor de volgende vergadering, werd er al het een en ander gezegd
over de Pensioenkwestie naar aanleiding van de actualiteiten. Op de agenda
stonden de stukken van resp. de EC, de SER en de regering over Europa 2020
(de nieuwe Lissabonstrategie). De discussie concentreerde zich op drie punten
waarvan twee (van de zeven) ‘vlaggenschepen’ van de EC: muntunie,
globalisering-industriepolitiek en grondstoffen-energie. De vergadering kan
zich op hoofdlijnen in deze EC-prioriteiten vinden is echter niet onder
indruk van de reacties van de SER en de regering. De SER kwam
tevens aanbod naar aanleiding van haar 60-jarig jubileum. De vergadering
rondde haar discussie niet geheel af en agendeerde het voor de volgende
vergadering. |
12/3 |
Resumé: de
vergadering blikte terug op de laatste PS-verkiezingen. Dit keer geen reprise
van de TK maar half een EK-verkiezing. Speculerend over de
politiek-bestuurlijke implicaties die van de uitslag uit gaan. Binnen TK, PS
en EK en tussen TK en EK zijn
machtsevenwichten ontstaan. Voorts is
uitgebreid stilgestaan bij het ‘visie-document’ dat vanuit het LB(Smeulers)
met de thema-afdelingen besproken is. Conform toezegging aan Smeulers heeft
het NAP schriftelijk gereageerd, direct na de NAP. Het NAP had afgemeld voor
de Haagse bijeenkomst die op een niet bereisbaar tijdstip plaatsvond. |
29/1 |
Resumé: Op 29/1
is op meerdere punten terug geblikt; o.a. naar de vergaderingen van 13/11 en
2/10,en naar de verkiezingsuitslagen. Er is gesproken over de Pensioenen; de
vergadering spreekt uit dat herziening noodzakelijk is, gericht op
waardevastheid en dat de vermogenverliezen ook verhaald mogen worden op de
bestuurderen en de ‘verdieners’ aan de ontstane situatie. Daarnaast is
Afghanistan aan de orde geweest. De vergadering is niet bepaald positief over
de gekozen koers; er is niets geleerd van de eerdere lessen. Voorts wordt
opgemerkt dat het NAP als enige platform tot en met 2003 via een eigen
website openheid over haar jaarlijkse bijeenkomsten en resultaten geeft. |
Terug naar hoofdpagina Nationaal
Advies Platform