Terug naar hoofdpagina Nationaal Advies Platform

 

 

 

 

 

 

 

Resultaten

Nationaal Advies Platform 2011

D66

 

 

 

Woord vooraf

 

Het platform beoogt opiniërende, richtinggevende uitspraken en adviezen van D66-leden van de regio’s, aan de vertegenwoordigers van D66 in alle relevante geledingen en hoedanigheden. Onderstaand treft u de cumulatieve lijst van resultaten in de vorm van overwegingen, oproepen, adviezen en vragen, zoals naar voren gekomen in openbare, plenaire, inhoudelijke, politieke discussies. Lopende het jaar wordt lijst aangevuld.

(Bijgewerkt t/m 23/1/2013)

 

 

 

Inhoudsopgave

Sinds 2006 volgt de inhoudsopgave de DG-structuur van de EU.

(Alfabetische volgorde, cumulatief voor 2011.)

 

 

Voorwoord.. 3

Politiek  4

Algemeen. 4

12/3      Visie-document 4

Belastingen en douane-unie. 5

Economische en financiële zaken. 5

12/11    SER 1950-2010. 5

Gezondheid en consumentenbescherming. 5

Informatiemaatschappij en media. 5

Interne markt en diensten. 5

16/4      Europa 2020. 5

Justitie, vrijheid en veiligheid. 7

29/1      Afghanistan. 7

Landbouw en plattelandsontwikkeling. 7

Mededinging. 7

Milieu. 7

Ondernemingen en industrie. 7

Onderwijs en cultuur 7

17/12     De Staat van het Onderwijs. 7

8/10      Onderwijs n.a.v. De Staat van het Onderwijs. 8

27/8      De Staat van het onderwijs. 9

Onderzoek. 10

Regionaal beleid. 10

Vervoer en energie. 10

Visserij en maritieme zaken. 10

Werkgelegenheid .soc.zaken & gelijke kansen. 10

8/10      Pensioenen. 10

29/1      Pensioenen. 10

Organisatorisch. 11

Elke vergadering: rondje platformen, regio’s enz. 11

NAP-leden 2010. 12

NAP vergaderingen 2011 (samenvattingen) 13

 

NB    Het overzicht van de resultaten van de voorgaande jaren zijn resp. te vinden in:

Resultten Nationaal Adviesplatform (Cumulatief) 2010)

Resutaten Nationaal Adviesplatform (Cumumlatief 2009l

Resultaten Nationaal Advies Platform (Cumulatief 2008)

Resultaten Nationaal Advies Platform (Cumulatief 2007)

Resultaten Nationaal Advies Platform (Cumulatief 2006)

Resultaten Nationaal Advies Platform (Cumulatief 2005)

Resultaten Nationaal Advies Platform (Cumulatief 2004)

Resultaten Nationaal Advies Platform (Cumulatief 2003)


 

Voorwoord

 

Uit de diverse regio’s in het land willen een aantal mensen de partij een eigentijds reglementair discussieplatform bieden met een landelijke, representatieve en vrijdenkende discussiefunctie vanuit de regio’s voor het opstellen van gevraagde en ongevraagde adviezen en het toetsen van meningen.

 

Van de diverse vergaderingen in 2011 is verslag gemaakt en elk verslag is ter kennis name gebracht aan directe relaties; het LB en de D66-leden van de Eerste Kamer, Tweede Kamer en het Europese Parlement. Samenvatting van de verslagen zijn gemeld aan de secretarissen van andere platformen en enkele regiosecretarissen (alleen zij die dat op prijs stelden).

 

Als naslagwerk zijn de adviezen van de vergadering samengebracht in dit document, met dank voor de inzet van alle voorbereiders / platformleden om het onderstaande mogelijk te maken. Jawel, dergelijke overzichten zijn er ook van eerdere jaren: 2010, 2009, 2008, 2007, 2006, 2005, 2004 en 2003. Ze bevatten tal van korte, scherpe, kant-en-klare moties; te benutten als inbreng of input voor eigen moties in EP, EK,TK, PS, en gemeenteraad. Als indelingsbasis voor de beleidsgebieden is besloten om vanaf 2006 de DG-structuur van de EU aan te houden en niet langer de indeling naar NL-ministeries.

 

Het platform startte op 8 februari 2003met 18 leden, telde in 2003 31 leden, 27 leden in 2004, 28 in 2005, 24 in 2006, 2007 en 2008. In 2009 is het bes tand opgeschoond; alleen leden van wie in 2008 een verklaring is ontvangen, zijn opgenomen in de ledenlijst (14 leden). Meer informatie en actuele informatie over het Nationaal Advies Platform D66 is aan te treffen op de webpagina van het platform: www.bjernv.dds.nl/platform.html.

 

Groet,

Bernard Verlaan

Secretaris (a.i.)

 

 


 

Politiek

(alfabetische volgorde)

 

Algemeen

 

12/3    Visie-document

Visiedocument Inleiding: Als voorbereiding heeft de vergadering zowel het document ‘concept visie th afd v1.2’  als het ‘verslag bijeenkomst th-afd 23-02-2011’ waarin het document besproken is met de voorzitters/secretarissen van de diverse thema-afdeling. Het NAP had zich afgemeld omdat een vergadering in Den Haag van 20-22u niet te combineren was met een goede en vooral tijdige thuisreis. De afmelding blijkt niet in  het verslag te staan. De vergadering is blij verrast naar aanleiding van het verslag te vernemen dat sommige platformen flinke ledenaantallen hebben bereikt. Dat is knap werk van die afdelingen: compliment. Doch tevens is de vergadering teleur gesteld dat de thema-afdelingen geen webpagina’s meer hebben op de D66-website waar zij hun mijlpalen en eindproducten voor een breder publiek toegankelijk kunnen maken. Het NAP heeft bijvoorbeeld wel een dergelijke website maar het adres is ‘afgevoerd’, net als de contactgegevens en het bestaan van het NAP. Discussie: De vergadering waardeert enerzijds het initiatief om het contact met de thema-afdelingen gaande te houden, twijfelt anderzijds of wel het goede/werkelijke probleem aangepakt  wordt in het visiedocument, alsook met de voorgestelde “oplossing”. De vergadering meent dat communicatie het probleem is, niet de structuur of de bestuurlijke drukte. Dat laatste is te managen door met een 2-lagen model te werken. De kernfunctie van de D66-vereniging is: kijk mee, denk er over en vindt er iets van.  Het is de vraag of de voorgestelde oplossing daar recht aan doet; de leden zijn er niet alleen voor de partij –dat is een te eenzijdige invalshoek-  maar ook omgekeerd.

Bovendien negeert het stuk een 80/20 verhouding van resp. passieve en actieve leden. De passieven willen niet meer dan de partij steunen en verwachten daarvoor 4x/jaar een glossy. De actieve 20% verwachten een ruimte en een podium. Op de achtergrond speelt een strijd om een politieke baan. Intern speelt er binnen de partij en die 20%, zo meent de vergadering, de gebruikelijke strijd tussen het ‘executive office’ en het ‘public office’; tussen hen die inmiddels wel/niet binnen de partij zelf een formele functie hebben en heb die dat ambiëren.  Die spanning is eigen aan elke politieke organisatie.

Verder valt op dat het landelijke niveau de thema-afdelingen niet serieus neemt. Kennelijk functioneren ze niet of onvoldoende, ze worden niet als scouting mechanisme gebruikt en ook de relatie tussen de thema-afdelingen en de volksvertegenwoordigers ontbreekt veelal; een enkele uitzonderling daargelaten (In’t Veld, Bakker, Mill).  Vanuit de vergadering komt de suggestie om lokale afdelingen met landelijke thema-afdelingen te koppelen (in de afd. Nijmegen heeft bijv. 40% van de leden een relatie met de universiteit). Of leden-vrijwilligers te koppelen aan vertegenwoordigers [zie oproep ‘nul-uur vrijwilligers tijdens de campagne]. Wb. de werkgroepensuggestie in het visiedocument; dat is alleen voor grote afdelingen van toepassing. Gewenst is in ieder geval debat waarbij de premissen zijn dat de volksvertegenwoordigers vertegenwoordigers zijn zonder last of ruggespraak én de leden meepratend zijn; kortom – verwachtingsmanagement.

De vergadering merkt voorts op dat ook in kleinere gremia de genoemde kwesties  en problemen spelen. Het motivationele element in de politiek ik zwak ontwikkeld. Het visie-documnt is de zoveelste poging omde zaak op poten te zetten maar de makke is dat een functioneel probleem met een structuuroplossing benaderd wordt.  Landelijke voorschriften doen er lokaal niet zo veel toe. Omdat daar de persoonlijke banden de boel bij elkaar houden. Via contactpersonen zouden de thema-afdelingen zintuigen kunnen zijn voor de voor de vertegenwoordigers. Maar het is duidelijk dat een topdown-benadering niet zal werken. Er moet van boven een levende en oprechte belangstelling zijn voor wat er leeft onder de leden in (thema-)afdelingen als die gevraagd en ongevraagd advies geven. Dat betekent dat men komt bij uitnodigingen en niet wegduikt in smoezen. Verder is het noodzakelijk dat bijeenkomsten met de verzamelde thema-afdelingen in het midden van het land plaats vinden en op bereisbare tijden. Den Haag is ongeschikt als locatie omdat het niet centraal ligt. Avondvergadering zijn in den Haag uiteraard niet handig voor ieder die er geen overnachtingsplaats heeft. Conclusie: de vergadering besluit om een schriftelijke reactie te doen uitgaan [actie secretaris] van het gevoelen, de strekking en de aangeroerde punten in de gevoerde discussie, met inbegrip van het ‘verdwijnen’ van het NAP op de thema-afdelingspagina van d66.nl.  [Ö Aldus, zie beneden]

 

[Geachte Democraat, beste Gert Jan,

zoals gemeld bij onze afmelding voor het overleg van 23/2, is het visie-document besproken in het plenair overleg op 12/3 van ons discussieplatform (NAP). Ook het verslag was tijdig genoeg ontvangen zodat het 12/3 meegenomen kon worden in het overleg; waarvoor dank.

Allereerst: waardering voor het initiatief om het contact met de thema-afdelingen te herstellen. Inderdaad graag ruim van te voren aankondigen (6 weken); dan kunnen visiedocumenten in de vergaderingen van de thema-afdelingen vooraf besproken worden. Dat past bij de open en transparante werkwijze van onze partij.

Graag ook vergaderen op een centrale locatie in Nederland en op een tijdstip waarop mensen die van ver komen, 's avonds nog thuis komen. Na 21.00u verandert het NS treinschema vanuit Den Haag en dat heeft consequenties voor de aansluitingen in bijv. Utrecht.

N.a.v. het verslag
* Waardering voor die thema-afdelingen/platformen die flinke ledenaantallen hebben weten te bereiken en activiteiten ontplooid hebben.* het zou netter zijn geweest als in het verslag gestaan had dat het NAP zich had afgemeld voor de bijeenkomst van 23/2 en later zou reageren na de eigen vergadering met de leden (bij deze).

N.a.v. visiedocument
De NAP-vergadering reageert genuanceerd op het visiedocument. An sich zijn de 3 functies niet verkeerd, alleen zijn ze een beetje eenzijdig geformuleerd. D.w.z. de invalshoek is vooral wat de afdelingen functioneel en inhoudelijk (jaarwerkplan etc.) voor het landelijke zouden moeten betekenen. Omgekeerd, als aan de orde is wat het landelijke zou kunnen betekenen voor de thema-afdelingen, dan gaat het over 'verwachtingenmanagement' en over (top down)voorwaarden en criteria.

In de beleving van de vergadering, bieden de thema-afdelingen graag  gevraagd en wellicht vooral ongevraagd advies. De functies zijn ook onnodig defensief geformuleerd: de eigen verantwoordelijkheid van programmacommissies en politiek vertegenwoordigers voor het al dan niet overnemen van adviezen staat immers binnen D66 buiten kijf; de zorgvuldigheid om de motieven daarvoor ook terug te melden zou wel nadrukkelijk moeten worden vermeld!

De meeste thema-afdelingen of platformen stellen de eigen onafhankelijkheid en het vrije debat op prijs, zo meent de NAP-vergadering. Tevens zal een aantal juist de kritische, vrijdenkende rol opzoeken; de luis in de pels. Het past een partij als D66 daarvoor ruimte en waardering te laten. De "Denktank" voor politieke vertegenwoordigers vereist veel van actualiteitswaarde en timing. "Hierbij kan een wisselwerking optreden? is onjuist geformuleerd: de wisselwerking is een noodzakelijke voorwaarde. Het gaat hier immers om een thematische 'steunfractiefunctie'.

Over contact en communicatie ten slotte, spreekt het NAP haar teleurstelling uit over de eenzijdige, niet-gecommuniceerde actie om de contactgegevens van het NAP, inclusief de link naar de NAP-webpagina, te verwijderen van de D66-site. Terwijl via die webpagina te zien was dat het NAP vanaf 2002 jaarlijks 6-7 bijeenkomsten heeft gehad en de resultaten daarvan op de site toont.

De overzichtspagina van thema-afdelingen/platformen op D66.nl, toont alleen contactgegevens richting voorzitter en secretaris; géén webpagina.Het spijtig dat de andere thema-afdelingen/platformen geen eigen webstek meer hebben en daarmee geen 'geschiedenis' meer kunnen tonen van hun activiteiten en mijlpalen. Leren van het verleden is daarmee ook van de baan. Dat is spijtig maar wel zo fijn voor de befaamde 'waan van de dag' in de politiek ook al wordt dat niet als 'des D66' ervaren.

Tot slot, uit het bovenstaande blijkt welke suggesties het NAP u meegeeft voor de toekomst. Het NAP hoopt u en de collega's bij een volgende gelegenheid wel te treffen en het zou fijn als het NAP i.o. als vanouds wel op de D66-overzichtspagina genoemd (met webpagina).

Groet,
D66 NAP i.o. sinds 2002
Cees Slottje, Voorzitter
Bernard Verlaan, secretaris
www.bjernv.dds.nl/platform.html
http://plein66.nl/groups/111-nap-natadviesdiscussieplatfo/terrace

 

Belastingen en douane-unie

 

 

Economische en financiële zaken

 

12/11            SER 1950-2010

 

a)     Inleiding Ter bespreking: de publicatie SER 1950-2010 waarvan er er geen PDF beschikbaar is op het internet. Aanvullende bronnen.www.uu.nl/faculty/humanities/NL/Actueel/nieuws/Pages/20101125-boek-over-ser.aspx en www.ser.nl/nl/publicaties/overzicht%20ser%20bulletin/2010/november_2010/03.a gaat om dspx. Gerben ligt het voorbereidende A4-tje toe. De rol en functie van de SER is nauw verweven met de samenstelling ervan; vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en kroonleden. In het huidige tijdsgewricht zou het voor de hand liggen dat ook ZZP’ ers een vertegenwoordiging in de SER zouden krijgen. 

De SER is een adviseur die een belangrijke rol vervulde en vervult; soc.economisch maar ook bestuurlijk omdat de staatsinrichting zich voortdurend moet aanpassen. Veel buitenlanden kijken naar de SER die in zekere zin een rol vervult in het gebied dat bovennationaal is en beneden VN-niveau waar het gaat om het vinden van een antwoord op de globalisering en internationalisering in relatie tot de herinrichting van de welvaartsstaat. In het buitenland zijn er ca 80 vergelijkbare organisaties. De SER wordt als invloedrijk ervaren, mede als uitwerking van de overlegcultuur die Nederland kenmerkt waarbij de SER mn. de emotie uit het debat haalt. Van de SER-adviezen profiteert 75% van de CAO-bevolking en terwijl 25% georganiseerd is via vakbonden. Het is een verzameling van netwerken en fungeert bij tijd en wijlen als correctie op de marktwerking, cq marktfalen. Vanaf de 2e helft van de 19e eeuw was er een vergelijkbare overleg en waren er de ‘raden van arbeid’. In de publicatie wordt gemeld dat in de SER gewerkt wordt in een transparante, democratische en open sfeer; ook wordt er gelachen. Het belang t.o.v. de politiek is de geformaliseerde inbreng van deskundigen. Politici moeten het pro en con van deze deskundige inbreng afwegen. In die zin is het geluid van de SER ook aanvullend op het parlement – niet ondersteunend.

Discussie T.o.v. van de SER zijn -zo meent de vergadering-  zowel positieve als kritische geluiden te horen, tot en met afschaffen toe. Sommigen denken weer aan een fusie met de WRR. Van Mierlo liet onzekerheid toe in de beleidsbepaling, een WRR bracht de feiten in, een SER woog -zonder emotie, zie boven- de belangen af. Belangrijk is echter de kwaliteit van het advies. Waar in het buitenland (Frankrijk, Duitsland) vaak de regel geldt t.a.v. advies, beleidsbepaling en uitvoering: 'winner takes all', kost dat in de praktijk vaak meer tijd om tot effectief handelen te koen. In Nederland gaat dat door de SER sneller, vandaar de buitenlandse belangstelling incl. Europese (EU en RvE (Raad van Europa)), ook al is er formeel geen relatie. Als de vraag gesteld wordt wat de belangrijkste bijdrage van SER geweest in de afgelopen 50 jaar, dan is dat 'arbeidsvrede'. Als de vraag gesteld word welk conflict de SER heeft helpen oplossen, dan is dat het zorgstelsel van ziekteverzekering geweest. Het duo VVD (als vertegenwoordiger van werkgevers) en de PvdA (als vertegenwoordigers van de werknemers) isn nml. onvoldoende in staat om deze achterbannen te vertegenwoordigen.

Ook al is de SER misschien een goed orgaan, een Europ.missie is er niet. De politieke culturen in de EU (noord-zuid) zijn te zeer verschillend om deze aanpak te laten werken, zo meent de vergadering. Zelfs begrippen zijn over en weer niet zomaar inwisselbaar. Aan de basis daarvan ligt het gegeven dat Europa altijd uit regio’s bestaan heeft waarbinnen men al eeuwen zaken deed en regelde. De EU en de RvE faciliteren eigenlijk precies dat wat altijd al bestond. De historische banden vallen vaak terug op verschillende organisatievormen die op links-rechtse basisvormen.

Een D66 daarentegen is niet zo snel in dat historische landschap terug te vinden, kent niet zomaar een pendant bijv. in het Duitse politieke landschap. In Nederland is ‘denken’ niet a-priori gelijk aan ‘zijn’ en is liberaal denken te combineren met niet-liberaal zijn. In het buitenland is dat ondenkbaar; zijn gaat boven denken. In kritische zin merkt de vergadering op dat het aantal adviezen van de SER groot is: 5000 van commissies in 25 jaar tijd, en van de SER 600. Dat is goed voor resp. ca. 200 en 20 per jaar! Al met al rijst de vraag wat daarvan te merken is geweest en is het antwoord: weinig tot niets – een enkel advies uitgezonderd

Concluderend meent de vergadering dat de SER vooral een vooroverlegorgaan is voor draagvlakvorming en machtsvorming; mn. als ‘dumpplaats’ van vraagstukken waar de politici zich niet direct over uit durven te laten. In alle staatsvormen is er altijd wel iets specifiek en de ‘formule’ is niet-exporteerbaar. Voor Nederland is dat kennelijk een orgaan als de SER. Het is een vraag in hoeverre de ‘formule’ wel of niet ‘exporteerbaar’ is naar andere EU-landen.

 

Gezondheid en consumentenbescherming

 

 

Informatiemaatschappij en media

 

 

Interne markt en diensten

 

16/4    Europa 2020

 Inleiding: Als voorbereiding waren de stukken opgegeven:

- Persbericht: www.ser.nl/nl/actueel/persberichten/2010-2019/2011/20110303_1.aspx

- Rapport: www.ser.nl/~/media/DB_Adviezen/2000_2009/2009/b27900.ashx

- Kabinetsreactie : www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brieven/2009/09/03/1-kabinetsreactie-op-ser-advies-europa-2020-de-nieuwe-lissabonstrategie.html

- Brondocument EU: http://europa.eu/press_room/pdf/complet_en_barroso___007_-_europe_2020_-_en_version.pdf

 

Het huiswerk was dat iedereen één stelling zou meebrengen.Dit zijn de stellingen:

1_geen muntunie zonder een eenheid van politiek-economisch beleid;

2a_winst van bedrijven moet aan pensioenfondsen toegevoegd worden (in NL al geregeld) t.b.v. betaalbaarheid  pensioenen in Europa in 2020;

2b_alleen door concessies te doen aan eigen standpunten, is een EU-eenwording te bevorderen;

3a_nationalisme hindert het functioneren als economische en politieke eenheid;

3b_er is een politieke eenheid nodig als basis voor de pensioenvoorziening;

4_EU2020 is een EU van burgers en  daarmee van inkomensverdelingen;

5_ de regering moet aan de WRR en deskundigen advies vragen en niet aan ‘belangbehartigers’.

 

Over de inleidende stukken merkt de inleider de merkwaardigheid op dat het EU-document 20 pagina’s telt, het SER-“advies” 180 pagina’s, de beleidsreactie van de regering wederom 20 pagina’s en dat de relatie tussen deze drie documenten ver te zoeken is. Geteld in woorden zou het beeld nog sterker verschillen (a.g.v. verschillen in lettergrootte en regelafstand).

 

Inhoudelijk: de SER rept vooral over eigen stokpaardjes, de beleidsreactie is erg nationaal en naar binnen gericht en  -net als bij de SER-  slechts bijna “bij toeval“ gerelateerd aan de zeven ‘vlaggenschepen’ die het EU-stuk inbrengt. De zeven vlaggenschepen zijn: innovatie, jeugd, digitale agenda, grondstoffen, industrie-gelobalisering, agenda voor nieuwe skills en banen en armoedebestrijding.

 

Discussie: De vergadering brengt de complexe thematiek en reeks stellingen terug tot een aan aantal hoofdzaken:

-         de gevolgen van globalisering voor de EU-politiek (industrie-economie) met een afnemende doch blijvende oriëntatie op de V.S. en een groeiende aandacht voor opkomende potentiële leidende economieën zoals China, India en straks andere landen zoals een Brazilië ;

-         de munt-unie versus de (ontbrekende) economische en politiek ‘backing’ daarvan;

-         de grondstoffenpolitiek.

 

Deze drie punten aflopend, zijn een aantal geluiden in de vergadering te horen. Het niet krachtig terugveren van de economie na de crisis betekent, zo meent de vergadering, dat de economische politiek prioriteit moet hebben. De muntunie wordt enerzijds als basis gezien –een huis moet een goed fundament hebben-  voor vervolgstappen, anderzijds wordt een gezamenlijke economische politiek voorwaardelijk geacht voor de muntunie en daarmee voor de vervolgstappen. De gezamenlijke markt, zo wordt opgemerkt, leid er toe dat bijv. in Nederland het BNP 10% hoger is dan zonder de gemeenschappelijke markt. Daar staat dan tegenover dat landen zonder euro individueel wel nog het devaluatie-instrument beschikbaar hebben en de euro-landen niet. Er wordt gerefereerd aan het Facing the Futures rapport van de OECD Inter Futures Study Group uit 1980. Daarin –voor het eerst in de geschiedenis een economisch model met een test-retest reliability waarvoor een econoom zich niet hoefde te schamen (zie ESB Special over de studie)-  werd een aantal toekomsten voor Europa doorgerekend; toen nog het Europa van negen leden. De conclusie was hard en eenduidig: alléén als en in de mate waarin Europa met één economische en politieke stem in de wereld kon spreke, zouden de Europese landen niet afzakken tot het welvaartsniveau van de derde wereldlanden. Omdat dat niet voor mogelijk werd gehouden, was het minst gunstige (meest waarschijnlijk) vierde ‘D-scenario’ nog eens verder uitgewerkt in een viertal subvarianten.

 

Over de globalisering en industriepolitiek, zo meent de vergadering miskent Europa enerzijds haar historische, verschillende en gegroeide achtergrond; m.n. ontbreekt een adequaat antwoord  op de situatie/het feit dat er sprake is van een Europa van twee snelheden c.q.  stabiliteiten. Anderzijds wordt er evenmin adequaat ingespeeld op de veranderende globale situatie met sterk opkomende economieën en potentiële nieuwe wereldleiders; denk aan China, India en straks wellicht Brazilië c.q. de BNP-curves van Goldmann Sachs die in de voorgaande vergaderingen al aan de orde waren. De macht en invloed van deze nieuwe leiders gaat (deels) ten koste van die van een V.S. Als zodanig worden de vlaggenschepen van Barosso wel herkend als functioneel en juist, maar ontbreekt het nog aan een ‘eenheid van beleid’ in de EU; die ene gezamenlijke stem – voorwaardelijk voor het welvaartsbehoud in de EU. Het is betreurenswaardig dat de SER nauwelijks-tot-niet op Barosso ingaat en idem de beleidsreactie van de regering op de SER en op Barosso. Er is immers heel wat gaande; de haven van Athene is in Griekse handen, net als andere belangrijke en strategische locaties in bijv. het UK en V.S. Zie ook de SER jubileumpublicatie (1950-1960). Waar andere landen juist meer zijn gaan investeren in R&D, investeert Nederland steeds minder (weer 0,5%); zie de TOF-cijfers [BV: www.rathenau.nl/uploads/tx_tferathenau/Rathenau_Feiten_en_cijfers_TOF_2009-2015.pdf]. Bezuinigingen worden ingeboekt zonder onderbouwing, met de blik naar binnen i.p.v. naar buiten zoals kenmerkend zou zijn voor een handelsland – meent de vergadering.

 

Over de grondstoffenpolitiek meent de vergadering dat de urgentie onvoldoende herkend wordt in de reacties van SER en regering. Ook daar is heel wat gaande; China die relaties legt in Afrika en verschaf zich ook daar toegang tot grote voorraden. De vraag is ook of wij naar nog meer welvaart moeten streven. Het evident dat de consumptie tot uitputting van de grondstoffen leidt en tot de vraag: ‘hoe lang nog?’. De vergadering meent dat het nodig zal zijn om een sluitend terugwinsysteem van grondstoffen ingericht te krijgen en de economie (spaarzaamheid) zo in te richten dat daarmee volstaan kan worden.

Op het punt van energie, wordt een kolencentrale met nul procent CO2-uitstoot mogelijk geacht a.g.v. nieuwe technologische ontwikkelingen op het  gebied van opvang en opslag. Investeringen in kennis en innovatie acht de vergadering daarvoor voorwaardelijk.

Er zijn echter goede voorbeelden beschikbaar op deze fronten. Zo memoreert de vergadering voorbeelden uit de gezondheidszorg waarbij de gebruikers (gehandicapten) aan de onderkant oplosten waar de bovenkant –de specialisten-  faalden. De praktijk laat zien dat geld dat naar de ziekenhuizen gaat m.n.leidt tot een extra tussenlaag (management).

 

Hoe beleidsmaatregelen uitpakken is tevoren niet altijd bekend; goed, niet goed of iets in het midden. Het is meestal een normaalverdeling. Wat wèrkt, daar gaat het om. En om de factoren die tot succes leiden. Onder verwijzing naar (PvdA) Mei Li Vos’ proefschrift over bilaterale samenwerkingsprojecten Nederland-Indonesië memoreert de vergadering het belang van de personele samenstelling. De these toonde aan dat succesvolle projecten zich kenmerkten doordat aan 2 zijden de invalshoeken ‘Bold, Skilled and Motivated’ goed waren ingevuld. Of en wanneer dat het geval is, acht de vergadering toeval; voortmodderen in een onzekere omgeving zal dus de regel zijn.

 

Conclusie: De vergadering memoreert de uitspraak ‘In der Beschränkung zeigt sich die Meister’ in de richting van het aantal pagina’s van de SER en de regering, en acht het beschamend dat beiden niet of nauwelijks werkelijk op de hoofdthema’s van de nieuwe Lissabonstrategie ingaan. Op de besproken thema’s vindt de vergadering zich in de muntunie als basis, de noodzaak van een duurzame grondstoffenpolitiek en in een open houding naar globalisering indachtig het ‘handel lokaal – denk internationaal’ van D66.

 

Justitie, vrijheid en veiligheid

29/1    Afghanistan

  Inleiding:  er wordt met een zekere teleurstelling opgemerkt dat dit onderwerp wéér speelt en dat opnieuw  -zie eerdere besprekingen in dit platform-  de politiek niet geleerd heeft van eerdere lessen. Discussie: de vergadering memoreert dat er te weinig reflectie is op nut, noodzaak, haalbaarheid en belang voor en van Nederland. Bovendien betwijfelt de vergadering aan de realiseerbaarheid en houdbaarheid van de toegezegde mandaten wb. het niet deelnemen aan oorlogshandelingen. Wederom ontbreekt het aan een duidelijke exit-afspraak. De naïviteit van onze politiek is stuitend; Afghanen zijn geen Brabanders. Een keuze voor ‘real politik’ is niet zo zeer een probleem maar deze gekozen inzet hoort bij een bestaande civiele rechtstaat, niet bij een civiele rechtstaat in oprichting! Het zou verder prima zijn om in internationaal verband deel te nemen aan het denken over de inrichting/organisatie van een civiele rechtstaat. Conclusie: de vergadering is niet bepaald positief over de gekozen koers.

 

Landbouw en plattelandsontwikkeling

 

 

Mededinging

 

 

Milieu

 

 

Ondernemingen en industrie

 

 

Onderwijs en cultuur

 

17/12       De Staat van het Onderwijs

Inleiding Ter bespreking vandaag de hoofdstukken 8 (opbrengsten), 9 (kwaliteit) en 10 (financiën en rechtmatigheid van bestedingen) en –als het kan- af te ronden met de discussiestellingen. Als geheugensteun wordt kort de samenvatting van elk hoofdstuk doorgenomen alvorens de Discussie te starten. Bij opbrengsten memoreert de vergadering dat een hoog aandeel hoger opgeleiden wellicht nuttig kan zijn maar er dient ook aandacht te zijn voor het vakmanschap en de ambachten. Evenzeer moet een tweedeling in de maatschappij van hoger en lager opgeleiden voorkomen worden; de eerste kan met abstracties werken en de relationeel-emotionele invloeden daarop interpreteren en gebruiken, de tweede is sterk in relaties en verbanden in de praktijk. Nederland is niet bediend met een beroepsbevolking die praktische problemen in theorie weet op te lossen waarbij de ‘handjes’ ontbreken om de problemen ook daadwerkelijk opgelost te krijgen. Het bestaan van bijv. artsen-, juristen- en ambachtenfamilies is niet persé verkeerd en eigenlijk begrijpelijk; van kindsaf neemt het kind al aan de eettafel specifieke beroepskennis op. Maar het moet niet leiden tot een overwaardering van hogere opleidingen. De ‘return of investment’-calculus doet wel besluiten dat hogere opleidingen ‘rendabeler’ zijn. Maar als iedereen hoog opgeleid is, is het de vraag of diezelfde roi-calculus nog steeds van toepassing is; een aantal overige basisaannamen in de calculus kunnen dan nml. veranderd zijn.

De vergadering ziet een tendens van toenemend planeconomisch denken en zet vraagtekens bij een zich opdringende ‘f-cultuur’ (f=financiële). Een hogere opleiding betekent veelal een langere opleiding. Opleidingen verkorten betekent dat ook eindtermen en onderwijssystemen aangepast moeten worden. Voorts miskent deze planeconomische insteek nut en noodzaak van de rijping van kennis. Weten hoe iets moet en wanneer is één ding, weten in welke mate om het beste resultaat te krijgen is een tweede en vereist oefening, herhaling en ‘fouten maken’. Een van de leden verwijst hierbij naar Pirsig’s ‘Zen en de kunst van het motoronderhoud’; weten dat de motor ingesteld moet worden op een andere zuurstofinname op grotere hoogten is het ene. Weten of beter horen-voelen wanneer de afstelling precies goed is, is het andere. Aldus legt Pirsig (filosofoof) het begrip kwaliteit uit als exact de scheidslijn tussen ratio (op basis van cijfers en handleiding weten wat de juiste instelling moet zijn) en gevoelen-emotie (horen-voelen wat voor déze motor –gegeven overige instellingen, leeftijd, slijtage enz.) op déze hoogte de juiste afstelling is. De natuurkundigen in de vergadering weerspreken deze voorstelling van zaken; ook die ‘gevoelde zaken’ zijn in tabellen onder te brengen enz. waardoor de juiste afstelling een puur instrumentele-rationele aangelegenheid is. – zo stellen zij.

De ratio-insteek van de planeconomen heeft tot gevolg dat de Inspectie zich richt op prestaties (een westerse conceptie), zo meent de vergadering. Het gevolg is een ‘vinklijstjes’-benadering van de zijde van de Inspectie. Daarbij wordt voorbij gegaan aan de mogelijke toekomstige ontwikkeling van de maatschappij waarin onderhoud (een islam. conceptie) belangrijker gaat worden. Anders gesteld: onze materiële situatie/prestatie is ongeveer op zijn maximum. Het is nu zaak om ook de BRIC-landen op dat niveau te krijgen. Economie en geld werkt echter volgens dezelfde methodiek als die voor en van een gloeilampjesfabriek; de docent met dommere leerlingen krijgt minder betaald terwijl die eigenlijk meer betaald zou moeten krijgen want zijn klus/bijdrage/toe te voegen waarde is aanzienlijk moeilijker dan voor de docent met hoogbegaafden. Het fenomeen van prestatiebeloning betekent alleen dat de docent zich eerder gaat concentreren op de geïnteresseerde leerling, dan op de ongeïnteresseerde, zo meent de vergadering. Er is een sterke neiging om op alle fronten het nieuwe  bestuurlijke management in te voeren: afrekenbaar op prestaties (zie Lorentz, ‘If You are So Smart, Why Aren’t You Rich?’) maar dat gaat voorbij aan de rijpingstijd en de bezieling voor een vak. Er valt minstens zo veel te zeggen voor een streven aan een ‘bruto nationaal geluk’ als een ‘bruto nationaal product’. De aanpak van bijv. Asscher die met 37 oud-inspecteurs evenzoveel zwakke scholen aanpakte bewijst dat het anders kan: er bleven maar 4 zwakke scholen over.

Concluderend spreekt de vergadering over de eerste, als te zwart-wit ervaren stelling. Er is geen deltaplan nodig want er zijn genoeg goede elementen. Een plan, ja maar dan om de goede elementen te verbinden, gericht op kwaliteit en om de vinkcultuur en f-cultuur tegen te gaan en om rijping en incubatie van kennis, kunde en beroepsrol toe te staan. De verwijzing naar de ambitie om tot de top 5 kenniseconomieën te behoren acht de vergadering irrelevant. Met deze opmerkingen besluit de vergadering om de volgende keer te spreken over de als volgt geherformuleerde stelling 1 en de andere stellingen verder te spreken:

 

Iedereen kent de metafoor van het half volle en half lege glas, dat gezegd zijnde spreekt de vergadering uit:

constaterende dat

-         het met eenderde tot een kwart van het onderwijs dermate slecht gesteld is op het gebied van kwaliteit van opleidingen, docenten, examen, bestuurlijk en bedrijfsvoerend vermogen, financiële positie,

-         er talloze goede elementen te onderkennen zijn in het onderwijssysteem en aan het stelsel ;

dat overwegende,

-         kwaliteit  het kerndoel van het onderwijssysteem en de –inzet moet zijn

adviserende dat:

-         een plan  noodzakelijk is om de goede elementen over de hele breedte van het onderwijs ingang te doen vinden;

-         extra financiële middelen noodzakelijk om de beschikbare kennis, know how en onderwijsresources effectief in te zetten om die kwaliteitsambitie waar te maken.

en vervolgt de vergadering.

 

Overigens wordt opgemerkt dat gaande de discussie, de overige stellingen eigenlijk achtereenvolgens aan de orde kwamen. Dat zal nuttig zijn voor de finale afronding in de volgende bijeenkomst.

 

8/10         Onderwijs n.a.v. De Staat van het Onderwijs

(Jaarverslag 2009-2010; verscheen medio april 2011) (www.onderwijsinspectie.nl/binaries/content/assets/Onderwijsverslagen/2011/Onderwijsverslag+2009+2010.pdf ).

Inleiding (Bernard): De vorige keer is er naast een algemeen rondje specifiek gesproken over de hoofdstukken 2, 3, 4, 7, 9 en 12 van de jaarlijkse Inspectiepublicatie: ‘Dit keer zijn de  overige hoofdstukken aan de beurt. Door tijdgebrek blijft de bespreking beperkt tot de hoofdstukken 5, 6  en 8. Het mbo ligt recentelijk vaak onder vuur. Daarbij wordt vaak vergeten dat het om de moeilijkste groep jongeren gaat. Tot dit jaar was het ook –na po en vo-  de sector met de meeste leerlingen. Veelal zijn ze intellectueel wat zwakker hoewel uit een oude studie bleek dat het aandeel hoogbegaafden beduidend hoger is dan je op grond van gezond verstand zou verwachten (onderzoek van omstreeks 1980, 20% scoorde in het hoogste percentiel van een NL-versie van de French Raven Matrixes Intelligence test; zie pg 21 van De Leeuws, J; Meester, A.C.; Over intelligentieonderzoek bij militaire keuringen van 1925 tot heden, in Mens en maatschappij, nr. 1, jrg 59, 1984). In de betreffende leeftijd maken ze niet alleen een reeks lichamelijke veranderingen door die sociaal, emotioneel en maatschappelijk van invloed zijn op hun functioneren terwijl zij minder bagage hebben om daar adequaat mee om te gaan. Bedenkelijk is de bevinding (pg 117 van het Onderwijsverslag) dat 1/3 van alle verzorgde opleidingen in het mbo, gevolgd wordt door slechts 3% van het totale mbo-leerlingenbestand. Enerzijds laat dat een stuk maatwerk zien van de sector, anderzijds roept het vraagtekens op m.b.t. efficiëntie. Daarbij kan voorts de vraag gesteld worden of de gediplomeerden van deze kleine opleidingen,  goed op de arbeidsmarkt terecht komen. De mbo-scholen kennen een ‘zorgplichtbeginsel’. Dat betekent dat zij alleen opleidingen mogen aanbieden met een voldoende  en aantoonbaar arbeidsmarktperspectief. Dat zou wel eens niet het geval kunnen zijn bij deze kleine opleidingen.

Inleidend op het HO-hoofdstuk geeft Wijbrandt aan dat de Inspectie stelt dat de basiskwaliteit van de opleidingen op orde is en het rendement achterblijft. Uit tekst blijkt dat het aantal hbo- en wo-studenten in de laatste 10 jaar flink gestegen is. Daar zit dan precies het punt: kwantiteit/kwaliteit en (financiële) bedrijfsvoering.

Discussie Wijbrandt vervolgt zijn betoog; als de kwantiteit toeneemt, dan neemt de kwaliteit noodzakelijkerwijs af, onder verwijzing naar een van zijn stellingen. De belangstelling gaat te veel nu te veel uit naar de kwantiteit en naar formalisme. Om het verschil aan te geven, wordt het voorbeeld aangehaald van de hbo’er die wo is gaat doen en bij zijn begeleider zijn ‘afstudeeropdracht’ komt opvragen. Scripties zouden juist in een kenniseconomie op creativiteit beoordeeld moeten (kunnen) worden; iemand die vraagt wat zijn afstudeeropdracht is, heeft iets ernstigs gemist. Een kenniseconomie betekent dat kwalitatief de beste mensen ingezet worden voor het kwalitatief beste werk. Daar wordt nu te weinig aandacht aan besteed. Daarnaast zijn er nog vragen denkbaar ten aanzien van bijv. de rol van de kleinere faculteiten.

Besluitend De vergadering constateert een ‘hora est’ en zal de discussie in de volgende vergadering voortzetten, waarbij ook de overige hoofdstukken 10 en 11 meegenomen zullen worden.

 

27/8    De Staat van het onderwijs

Inleiding (Bernard): dit voorjaar is van de hand van de Onderwijsinspectie weer verschenen (jaarlijk): De staat van het onderwijs, onderwijsjaarverslag 2009-2010 (www.onderwijsinspectie.nl/binaries/content/assets/Onderwijsverslagen/2011/Onderwijsverslag+2009+2010.pdf ). Gegeven de recente geluiden over kwaliteit en andere issues, gegeven de aanwezige onderwijsexpertise in deze groep, en het belang van onderwijs waar D66 zich sterk voor maakt, is het van nut dat de groep zich richinggevend uitspreekt over zaken die er toe doen: in dit geval ons onderwijs.

Lang geleden (omstreeks 1995) zag de inleider een mooie studie van de ERT (European Round Table of Industrialist, een vereniging van de Europ.multinationals - www.ert.be): ze had onder haar leden onderzocht waar het onderwijs vooral voor moest zorgen. Een belangwekkend rapport want onderzoekers komen in de regel niet bij die firma's in de directiekamers. De uitkomst was -curieus genoeg- vergelijkbaar met de kernvakken in de Oudheid en de Middeleeuwen bekend van het zgn. trivium+quadrivium van de gymnasia. Oftewel: taal (grammatica, retorica en dialectiek) en rekenen (rekenkunde meetkunde).

Daarnaast is er van de hand van de bedenkers van de SF-reeks 'Star Trek' zowaar een serieuze studiegids voor het hogere onderwijs geschreven voor het onderwijs in 2150; compleet met een vierjarig curriculum ( Starfleet Academy Student Handbook; 1994). Dat is de andere kant van het onderwijsvraagstuk: niet alleen 'doen we het goed genoeg', maar ook: 'doen de goede dingen' – dwz. brengt het onderwijs de kennis en kunde bij die nodig is in de wereld van “morgen” of moet ze het laten bij dezelfde onderwijsinhoud van de tijd van de ganzenveer en nog ouder?

Om het onderwijsverslag in deze vergadering te bespreken is er een leeswijzer gegeven, enigszins rekening houdend met ieders sterkten. Het onderwijsverslag gaat vooral in op het eerste deel van het vraagstuk.. Rondje eerste indrukken Allereerst blijkt dat sommigen andere hoofdstukken hebben bekeken dan de leeswijzer had aangegeven (Pieter 7, 9; Marijke en Gerben 2,4; Cees 3,12)) . De vergadering merkt op dat het corpus (de inhoud) van het onderwijs niet gewijzigd is sinds de 90-er jaren en dat de Inspectie uit gaat van de nú geldende regels. Beter zou het zijn om het financiële en het professionele beleid te scheiden. Het betreft nml. twee verschillende managementculturen.

Het imiteren van het bedrijfsleven met een directie en een raad van toezicht, ziet de vergadering al onwerkbaar: het werkt niet in het bedrijfsleven (te vaak twee handen op één buik) en zal zeker niet werken in het onderwijs. Concurrentie is misschien goed voor het bedrijfsleven maar niet voor het onderwijs waar het motto moet zijn: haal het beste uit jezelf.

Over de onderwijsinspectie, meent de vergadering dat die beter moet functioneren, in die zin dat ze niet op afstand en administratief 'controleert' maar wellicht meer intrinsiek aan de slag moet met onderwijs maar misschien moet dat ook juist niet; een uitzoekpunt. De Inspectie stelt zich -net als het politieke debat- naar mening van de vergadering ook te mechanistisch op: ze zou niet alleen tekortkomingen moeten melden maar dat ook staven met evaluaties, analyses en effecten. Ze zou met de politiek juist het inhoudelijke debat moeten voeren.

Het idee dat de complexiteit in het onderwijs debet is aan diverse problemen, wijst de vergadering van de hand. Ze ziet dit als uitvlucht voor de vele verantwoordelijken die zelf geen onderwijs gegeven hebben; net zoals in de industrie, waar veel verantwoordelijken nooit geruime tijd er in gewerkt hebben – op de werkvloer en met vuile handen. Onderwijsambtenaren zouden geregeld een week voor de klas moeten staan. Wat betreft de 'toetscultuur' merkt de vergadering op dat het belangrijk is dat de samenleving vertrouwen heeft in de kwaliteit van het onderwijs en de diploma's, maar dat dat niet bereikt wordt door veel te toetsen. Denk eerder aan een centraal examen door onafhankelijke examinatoren (denk aan gekwalificeerde pensionado's).

Gerben heeft ter voorbereiding van de vergadering met een tiental onderwijsmensen gesproken. Den Haag komt er niet best van af; 1. het onderwijs heeft veel last van administratieve en bureaucratische regeldruk, en 2. er werken daar kennelijk te weinig mensen met verstand van onderwijs. Gevoelsmatig speelt hier wellicht wel een te veel aan wij-zij denken. Marijke merkt aanvullend op dat er sprake lijkt van een kloof met het veld: Den Haag benadert de zaken theoretisch en met onderzoek, Cees merkt hetzelfde op bij Gemeenteraden – in de GR is er veelal te weinig achtergrondkennis aanwezig. Bovendien: het is zeker niet zo dat wanneer de GR of Den Haag iets bedenkt en 'vast stelt', het besluit ook meteen werkelijkheid is in het veld.

Marijke is van mening dat hoe lager het niveau van de leerlingen, hoe hoger het niveau van de docenten moet zijn. Goede docenten moeten de ruimte hebben om de dingen op hun eigen manier te doen; daardoor zijn ze immers goed. De zwakste leerlingen (speciaal onderwijs) moeten vooral leren rekenen, lezen en schrijven; al het meerdere is meegenomen. In het groen onderwijs zou 'burgerschap' een nadrukkelijker element moeten zijn.

Als er bezuinigingen gezocht moeten worden, zoek die dan in reductie van administratie en bureaucratie, volgens de onderwijsmensen.

Het SG-verhaal, zo meent de vergadering, is ongelooflijk oninteressant. Diverse voorstellingen van zaken ontmoeten kritische kanttekeningen. Schoolprestaties moeten sowieso niet vanuit gemiddelden benaderd worden maar vanuit medianen. Onzinnig ook om de jongens een jaar later naar school te laten gaan omdat de meisjes het op dezelfde leeftijd 'beter doen'. Er wordt bijv. geen relatie gelegd met het aantal juffen versus het aantal meesters. De prestaties van allochtonen zijn dan wel mooi maar er wordt verzuimd te melden dat het niet meer om eerste of tweede generaties gaat zoals bij eerdere observaties. Opbrengstgericht werken is een mooie kreet maar om wiens opbrengst en prestaties gaat het? Niet wordt in een lange termijn perspectief geplaatst. Geregeld maakt het verslag de indruk van de bekende 'stuurman aan wal'. De last die scholen ondervinden van administratie, komt ook voort uit de nadruk op 'procedures'.

Kortom: de vergadering vraagt zich af hoe het gestelde door de Inspectie tot 'leven' komt. Hoe vaak voert de politiek het gesprek met schooldirecteuren? Het lijkt er alleszins op dat de theorie en de praktijk van het onderwijsbeleid niet matcht.

 

Onderzoek

 

 

Regionaal beleid

 

 

Vervoer en energie

 

 

Visserij en maritieme zaken

 

 

Werkgelegenheid .soc.zaken & gelijke kansen

 

          8/10    Pensioenen.

Omdat het Seniorenplatform op 16/11 om 13.00u in de Twee Marken te Maarn met als gast Edwin Nypels over dit onderwerp zal spreken, besluit de vergadering dit onderwerp niet nu te bespreken maar pas op 17/12.

De  vergadering geeft eventuele aanwezigen wel mee dat niet alle burgers over AOW-rechten beschikken en dat er veel  onduidelijkheid bestaat over de cijfers. Er worden veel beweringen gedaan, zonder onderbouwing met cijfers of feiten. Voorts moet er onderscheid gemaakt worden naar leefsituatie; voor singles is de situatie anders dan voor paren. In een e-society zouden deze gegevens transparant gemaakt moeten worden. Actie: Bernard en Pieter zullen op eigen wijze cijfers proberen te achterhalen (resp. internet en CBS bellen).

De Jonge Democraten tornen aan de hoogte van de pensioenen, gerelateerd aan de fiscale belasting. Dat laatste gebeurt nu feitelijk al geleidelijk. die er al is. Het schrikbeeld doemt op dat de AOW straks even hoog is als een eventuele pensioenbelasting.

29/1          Pensioenen

 Inleiding: Indiener licht de chargerend geformuleerde motie toe. Discussie: De vergadering merkt op dat misbruik van de eindloonregeling (bijv. in het leger kregen aspirant-pensionados bij afzwaaien er een rang bij en daarmee een hoger pensioen; bovendien vaak op jongere leeftijd dan 65) óók reden was om van de eindloonregeling af te stappen, niet alleen het barsten het van ‘dot.com bubble’ door speculerende “beleggers”. Voorts had de regering (Lubbers) 35 mrd gulden uit de ABP-kas gehaald en de historisch lage ‘rekenrente’ ook een reden voor de huidige discussie. Pensioenresultaten zijn dankzij beleggingen beter dan zonder beleggingen (i.e. alleen op basis van obligaties). Nieuwe regels met grote gevolgen moeten simpel gehouden worden. Bernard beziet het systeem vanuit drie componenten waarover nagedacht moet worden en in samenhang bekeken; resp. de  deelsystemen/regelingen  van inleg, beheer en uitkering.  Daar waar er problemen optreden, spelen dan zaken als rechten, een redelijke overgangsperiode om de problemen op te lossen en beginselen van behoorlijk bestuur. Pieter merkt op dat Jacob Kohnstamm gemeld heeft zich níet met de pensioenkwestie bezig te houden en zal op verzoek van de secretaris contact zoeken met Vivian van Geen.  [    ] Actie Pieter

Conclusie: de vergadering kiest niet voor de chargerende bewoordingen van de motie, staat in beginsel positief tegenover het geformuleerde advies dat:

-         De pensioenpijler radicaal herzien moet worden op een wijze die garanties biedt voor de kapitaalvastheid van de gespaarde middelen;

-         De overheid de door de Pensioenfondsen veroorzaakte vermogensverliezen verhaalt op bestuurderen en (tussen)handelaren die beoogd hadden te verdienen met de beleggingen;

en zal dit discussiepunt terug laten komen nadat  er meer informatie is vergaard via Van Geen.

 

 


 

Organisatorisch

(alfabetische volgorde)

 

Elke vergadering: rondje platformen, regio’s enz.

Binnen de partij is het nuttig om zicht te houden op elkaars activiteiten en initiatieven. Elke vergadering is ‘Rondjes’  een vast agendapunt. Dan wordt in de groep nagegaan wat bekend is van de activiteiten van andere platformen, van de regio’s en van (aanwezige) afdelingen. Tevens wordt in gegaan op belangwekkende nationale ontwikkelingen (en Europese).

Veelal is er een kleine voorbereiding geweest via een internetscan door de secretaris via het onderstaande lijstje.

 

Overige platformen van D66 leveren mooie dingen, wat betekent dat voor het NAP?

 

URL: pm

 

Regio’s van D66 leveren mooie dingen, wat betekent dat voor het NAP?

 

Regio’s
Bijeenkomst/actie?

Opmerkingen?

  1. www.d66drenthe.nl

 

 

  1. www.d66flevoland.nl

 

 

  1. www.d66fryslan.nl

 

 

  1. www.d66gelderland.nl

 

 

  1. www.d66groningen.nl

 

 

  1. www.d66limburg.nl

 

 

  1. www.d66noordbrabant.nl

 

 

  1. www.d66noordholland.nl

 

 

  1. www.d66overijssel.nl

 

 

  1. www.d66regioutrecht.nl/

 

 

  1. www.d66zeeland.nl

 

 

  1. www.d66zuidholland.nl

 

 

Afdelingen

http://www.d66.nl/listcontrol/?page=list&change_list=1

 

Moois van D66 (www.d66.nl) en van Sophie www.sophieintveld.nl

 

Moois uit de EU

DG-lijstje zie http://www.europa.eu.int/comm/dgs_nl.htm

1

Belastingen en douane-unie www.europa.eu.int/comm/dgs/taxation_customs/index_nl.htm

 

2

Economische en financiële zaken www.europa.eu.int/comm/dgs/economy_finance/index_en.htm

 

3

Gemeenschappelijk centrum voor onderzoek www.jrc.cec.eu.int/

 

4

Gezondheid en consumentenbescherming www.europa.eu.int/comm/dgs/health_consumer/index_en.htm

 

5

Informatiemaatschappij en media www.europa.eu.int/comm/dgs/information_society/index_en.htm

 

6

Interne markt en diensten www.europa.eu.int/comm/dgs/internal_market/index.htm

 

7

Justitie, vrijheid en veiligheid www.europa.eu.int/comm/dgs/justice_home/index_en.htm

 

8

Landbouw en plattelandsontwikkeling www.europa.eu.int/comm/dgs/agriculture/index_nl.htm

 

9

Mededinging www.europa.eu.int/comm/dgs/competition/index_nl.htm

 

0

Milieu www.europa.eu.int/comm/dgs/environment/index_nl.htm

 

1

Ondernemingen en industrie www.europa.eu.int/comm/dgs/enterprise/index_nl.htm

 

2

Onderwijs en cultuur www.europa.eu.int/comm/dgs/education_culture/index_nl.htm

 

3

Onderzoek www.europa.eu.int/comm/dgs/research/index_nl.html

 

4

Regionaal beleid www.europa.eu.int/comm/dgs/regional_policy/index_nl.htm

 

5

Vervoer en energie www.europa.eu.int/comm/dgs/energy_transport/index_nl.html

 

6

Visserij en maritieme zaken www.europa.eu.int/comm/dgs/fisheries/index_nl.htm

 

7

Werkgelegenheid, .soc.zaken&gelijke kansen www.europa.eu.int/comm/dgs/employment_social/index_en.htm

 

 

 

 

 


NAP-leden 2011

 

 

-Wie zijn wij

 

 

Het platform telt leden, afkomstig uit de diverse regio’s. Er is een ‘dagelijks bestuur’ dat gekozen uit het midden van het platform en bestaat uit vijf mensen. In de lijst treft u kort de basisgegevens aan van de leden.

 

 

Wij zijn alle lid van

D66.

 

 

 

De organisatie van

het platform is voorlopig in handen van vijf presiderende leden:

-         Vz: Kees Slottje; c.slottje@hccnet.nl ;

-         secr: Bernard Verlaan bjernv@dds.nl

-         vacant

-         vacant

 

Na de startbijeenkomst op 8 februari 2003, wordt een nieuw vijftal gekozen. Deze vijf leden te samen (interim) worden het bestuur of het presidium *) genoemd.

Nadat het platform een formele status krijgt, zal er een nieuw bestuur gekozen worden en treedt het interim bestuur af.

 

*) Hierover moet nog besloten worden.

 

 

(overige) leden zijn voor/van

Groningen

Verklaring van NAP-lidmaatschap   

 

 

WIJBRANDT VAN SCHUUR

JA

 

 

Fryslân

 

 

 

 

 

 

 

Drenthe

 

 

 

(Vz: Kees Slottje;

JA

 

 

Overijssel

 

 

 

 

 

 

 

Gelderland

 

 

 

 

 

 

 

Utrecht

 

 

 

(secr: Bernard Verlaan bjernv@dds.nl )

JA

 

 

Pieter Ullersma

JA

 

 
Noord-Holland

 

 

 
 

 

 

 
Zuid-Holland

 

 

 
 

 

 

 
Zeeland

 

 

 
A HIJGENAAR

JA

 

 
Noord-Brabant

 

 

 

M.C. de Jong

JA

 

 

Marijke Maathuis 

JA

 

 
Limburg

 

 

 
J.W. BERTENS

JA

 

 
Flevoland

 

 

 

Gerben van der Woude

JA

 

 

 

NAP vergaderingen 2011 (samenvattingen)

 

 

2011

Per vergadering wordt verslag uitgebracht aan de contactpersonen van de fractie van EP, EK, TK, D66-platformen en een aantal D66-regio’s.

 

 

17/12

Resumé: De vergadering opende zoals gewoonlijk met uitwisseling van informatie en documentatie. Dit keer betrof het o.a. energiepublicaties. Nadat landelijke en provinciale politiek de revue waren gepasseerd vervolgde de vergadering de discussie en positiebepaling t.a.v. onderwijs n.a.v. het jaarrapport van de Inspectie. De diverse stellingen kwamen indirect aan bod zodat deze in het volgende overleg gefinaliseerd kunnen worden.

12/11

Resumé: Tijdens de vergadering is naast een uitgebreide rondgang langs de nationale, provinciale en lokale ontwikkelingen, stilgestaan bij de publicatie SER 1950-2010. De vergadering blijkt een genuanceerd beeld te hebben van dit orgaan -ziet het voornamelijk als nuttig gebleken vooroverlegorgaan- en is het een vraag in hoeverre de 'formule' wel of niet 'exporteerbaar' is naar andere EU-landen.

8/10

Resumé: De vergadering heeft uitgebreid gesproken over de actuele ontwikkelingen in gemeenten, afdelingen, waterschappen en de landelijke 'impasse'. Wb. dat laatste: de oppositie vindt elkaar niet en alle partijen zijn op zoek naar 'sterke leider' en nieuwe scheidslijnen nu de oude niet meer van toepassing zijn. Het onderwijsonderwerp (de hoofdstukken mbo en ho van het Inspectieverslag) werd hierdoor alleen inleidend besproken. De discussie wordt de volgende vergadering voortgezet, als ook de resterende hoofdstukken aan de orde zijn.

27/8

Resumé: de vergadering blikte terug op de recente politieke ontwikkeling (internationaal, landelijk, regionaal, afdelingen, waterschappen en de actualiteit. Daarna is het eerste deel van de discussie gevoerd over ‘De staat van het  Onderwijs, onderwijsjaarverslag 2009/2010’  van de Onderwijsinspectie. Kernvragen: wordt er goed geleerd/onderwezen en wordt ook het goede onderwezen, en natuurlijk, toetst de Inspectie goed en op de goede dingen? Hoofdzakelijk is er in een algemene ronde gesproken over een aantal hoofdstukken en over de bevindingen van een van de leden die een tiental gesprekken met onderwijsmensen uit het veld gevoerd heeft.

4/6

Vervallen

16/4

Resumé: Hoewel geagendeerd voor de volgende vergadering, werd er al het een en ander gezegd over de Pensioenkwestie naar aanleiding van de actualiteiten. Op de agenda stonden de stukken van resp. de EC, de SER en de regering over Europa 2020 (de nieuwe Lissabonstrategie). De discussie concentreerde zich op drie punten waarvan twee (van de zeven) ‘vlaggenschepen’ van de EC: muntunie, globalisering-industriepolitiek en grondstoffen-energie. De vergadering kan zich op hoofdlijnen in deze EC-prioriteiten vinden is echter niet onder indruk van de reacties van de SER en de regering.

De SER kwam tevens aanbod naar aanleiding van haar 60-jarig jubileum. De vergadering rondde haar discussie niet geheel af en agendeerde het voor de volgende vergadering.

12/3

Resumé: de vergadering blikte terug op de laatste PS-verkiezingen. Dit keer geen reprise van de TK maar half een EK-verkiezing. Speculerend over de politiek-bestuurlijke implicaties die van de uitslag uit gaan. Binnen TK, PS en EK  en tussen TK en EK zijn machtsevenwichten ontstaan.  Voorts is uitgebreid stilgestaan bij het ‘visie-document’ dat vanuit het LB(Smeulers) met de thema-afdelingen besproken is. Conform toezegging aan Smeulers heeft het NAP schriftelijk gereageerd, direct na de NAP. Het NAP had afgemeld voor de Haagse bijeenkomst die op een niet bereisbaar tijdstip plaatsvond.

29/1

Resumé: Op 29/1 is op meerdere punten terug geblikt; o.a. naar de vergaderingen van 13/11 en 2/10,en naar de verkiezingsuitslagen. Er is gesproken over de Pensioenen; de vergadering spreekt uit dat herziening noodzakelijk is, gericht op waardevastheid en dat de vermogenverliezen ook verhaald mogen worden op de bestuurderen en de ‘verdieners’ aan de ontstane situatie. Daarnaast is Afghanistan aan de orde geweest. De vergadering is niet bepaald positief over de gekozen koers; er is niets geleerd van de eerdere lessen. Voorts wordt opgemerkt dat het NAP als enige platform tot en met 2003 via een eigen website openheid over haar jaarlijkse bijeenkomsten en resultaten geeft.


 

 

Terug naar hoofdpagina Nationaal Advies Platform