Sinds 2006 volgt de inhoudsopgave de DG-structuur van de EU.
(Alfabetische volgorde, cumulatief voor 2009.)
21/1 Concept Europese Verkiezingsprogramma
29/8 Denk internationaal –
handel lokaal
Economische en financiële
zaken
Gezondheid en
consumentenbescherming
Informatiemaatschappij en
media
Justitie, vrijheid en
veiligheid
Landbouw en
plattelandsontwikkeling
14/2 Energieorganisaties en beursnoteringen
Werkgelegenheid
.soc.zaken&gelijke kansen
Elke vergadering: rondje platformen, regio’s enz.
24/1 NAP-relatie met de partij
NAP vergaderingen 2009
(samenvattingen)
NB Het
overzicht van de resultaten van de voorgaande jaren zijn resp. te vinden in:
Resultaten Nationaal Advies
Platform (Cumulatief 2008)
Resultaten Nationaal Advies
Platform (Cumulatief 2007)
Resultaten
Nationaal Advies Platform (Cumulatief
2006)
Resultaten
Nationaal Advies Platform (Cumulatief
2005)
Resultaten
Nationaal Advies Platform (Cumulatief
2004)
Resultaten Nationaal Advies
Platform (Cumulatief 2003)
Uit de diverse regio’s in het land willen een aantal mensen de partij een eigentijds reglementair discussieplatform bieden met een landelijke, representatieve en vrijdenkende discussiefunctie vanuit de regio’s voor het opstellen van gevraagde en ongevraagde adviezen en het toetsen van meningen.
Van de diverse vergaderingen in 2009 is verslag gemaakt en elk verslag is ter kennis name gebracht aan directe relaties; het LB en de D66-leden van de Eerste Kamer, Tweede Kamer en het Europese Parlement. Samenvatting van de verslagen zijn gemeld aan de secretarissen van andere platformen en enkele regiosecretarissen (alleen zij die dat op prijs stelden).
Als naslagwerk zijn de adviezen van de vergadering samengebracht in dit document, met dank voor de inzet van alle voorbereiders / platformleden om het onderstaande mogelijk te maken. Jawel, dergelijke overzichten zijn er ook van eerdere jaren: 2008, 2007, 2006, 2005, 2004 en 2003. Ze bevatten tal van korte, scherpe, kant-en-klare moties; te benutten als inbreng of input voor eigen moties in EP, EK,TK, PS, en gemeenteraad. Als indelingsbasis voor de beleidsgebieden is besloten om vanaf 2006 de DG-structuur van de EU aan te houden en niet langer de indeling naar NL-ministeries.
Het platform startte op 8 februari 2003met 18 leden, telde in 2003 31 leden, 27 leden in 2004, 28 in 2005, 24 in 2006, 2007 en 2008. In 2009 is het bestand opgeschoond; alleen leden van wie in 2008 een verklaring is ontvangen, zijn opgenomen in de ledenlijst. Meer informatie en actuele informatie over het Nationaal Advies Platform D66 is aan te treffen op de webpagina van het platform: www.bjernv.dds.nl/platform.html.
Groet,
Bernard Verlaan
Secretaris (a.i.)
(alfabetische volgorde)
Inleiding. De algemene eerste indruk is dat het een
duidelijke verbetering laat zien ten aanzien van de eerdere versie. Er is een leuke
manier gevonden (zie amendeerbare sectie) om de input van de ongetwijfeld
talrijke mailberichten te verwerken. Bij een tweede lezing wordt het beeld
negatiever. Zo merkt de vergadering op dat het een document over de vraagstukken en kwesties van ‘vandaag’
is en dat het ontbreekt aan perspectieven of visies op ‘morgen’ en
‘overmorgen’.
Tijdens
de discussie valt te noteren dat het ontbreekt aan ‘het besef van
democratie’; geen woord over en geen lering van de referenda, wat betekent het
eenzijdig afzien van een nieuw referendum voor de vertrouwensrelatie tussen
politiek en publiek, anders gezegd ‘het wijzigen van de spelregels tijdens het
spel’? De voorzitter loopt globaal door de vele amendementen die hij voorstelde
via de mail. De energiekwestie bijvoorbeeld, mist een paar belangrijke
inzichten zoals nut en noodzaak van veel leveranciers en onderlinge
verbondenheid met het ‘grid’ zodat pieken en dalen van de windenergie (nb het
NL-windaandeel is aandeel veel kleiner dan Dk, Du) beter zijn te op te vangen
en te bufferen. Daarnaast wil een deel van de vergadering kernenergie
nadrukkelijk uitsluiten als optie bij de duurzame energieën. Andere
amendementen en opmerkingen betreffen vraagstukken rond vrede en veiligheid,
Quantanamo, biotechnologie waarbij de consument een reële keuze moet krijgen en
onderwijs dat te oppervlakkig en te gemakkelijk wordt afgedaan. De
vergadering mist het vraagstuk van de
‘Europese mentaliteit’, een uitspraak over een event. Federaal Europa.
EU-publieke tv-momenten zouden Nederlands ondertiteld moeten worden, naast de
introductie van een ‘Brussel vandaag’
naast het ‘Den Haag Vandaag’. Het wordt verbijsterend genoemd hoe weinig
belangstellling/betrokkenheid er voor Europa aan de dag wordt gelegd. De
discussie hierover betrekt ook verschillen/overeenkomsten met andere culturele
werelddelen; in Azië is iedereen van hier vanzelf Europeaan. In Europa is de
basis ‘het samen met elkaar moeten maken’. In de VS was de situatie anders;
daar moest men het in een ‘híer en nú’ met elkaar gaan maken. De onderlinge
relatie VS-EU is er daarbij een van onderlinge belangenbehartiging.
Afsluitend en concluderend spreekt de vergadering af dat iedereen e.e.a. goed
doorleest en commentaren/amendementen t/m maandag indient bij de voorzitter. De
voorzitter maakt van de reactie een integraalstuk uitgaande van de dan
voorliggende stukken en deze discussie in gedachten hebbende, en zendt het door
(o.a. aan EVP-cie en LB)
1
Gerben over Rawls’s Een theorie over rechtvaardigheid (1974). Inleiding Gerben licht het boek toe aan de hand van de
rondgestuurde samenvatting (1A4). De christelijke Rawls maakte zich druk om
‘het kwaad in de wereld’ en zocht een theorie/grondslag om tot goede (goed
bestuurde) samenlevingen te komen. Die grondslag vindt hij in de aanname dat
‘morele individuen een rechtvaardigheidsgevoel bezitten’ maar hij meldt niet
waarom dat zo is. Tot dan toe was ‘eigenbelang’ de basisaanname voor het
liberalisme. Rawls wil vervolgens een stap verder zetten ná het ‘sociaal contract’
en voor eens en altijd vastleggen wat ‘redelijk en blijk’ is. En ziet het als een taak van de overheid om
onverdiende achterstanden van individuen op te heffen. De discussie laat verschillende
inzichten zien. Jammer bijvoorbeeld dat
R’s insteek vooral juridisch is en niet ‘datgene wat een mens, mens maakt’,
niet bouwt aan een visie-filosofie en –ondanks de vracht aan literatuur- wellicht niet goed empirisch onderbouwd is.
R’s verhaal wordt als normatief tegen discriminatie gezien, strevend naar het
scheppen van een ‘equal level playing field for all’ , tegen de achtergrond van
het ‘recht’ en de invalshoek van ‘de bestuurder’. Naast de juridische insteek, lijkt het welbegrepen eigenbelang
nog steeds een rol te spelen en is er eigenlijk toch weer sprake van een
contract; het procedurele/rationele wordt tegenover de ‘vail of ignorance’ geplaatst.
Iemand als Michael Walzer (Spheres of Justice) betoogt bijvoorbeeld dat elk
terrein/domein een eigen idee van rechtvaardigheid kent in plaats van het bestaan
van één ‘universele rechtvaardigheid’.
Culturele acceptatie is bepalend voor dergelijke ideeën van rechtvaardigheid .
Op dit punt besluit de vergadering om deze inbreng
te relateren aan die van - 2.
Wijbrandt over Cladis’ A Communitarian Defense of
liberalism, Emile Durkheim and contemporary contract theory (1992). Inleiding Wijbrandt licht de ideeën van . Cladis toe
zoals beschreven in het begeleidende A4-the bij de agenda. Het boek gaat
precies over datgene wat de titel belooft: a communitarian defense of
liberalisme. Centraal bij C staat de vraag, wat is belangrijker: het
individu of de groep? Op de achtergrond speelde de toentijdse discussie over
–het individu- een Joodse kapitein Dreyfuss en diens veroordeling voor spionage
voor de Duitsers, om het leger gezichtsverlies –als groepsbelang- te
besparen. Iemand als Bruntière
verwachtte de anarchie als het belang van het individu boven dat van de groep
geplaatst zou worden.
C verdedigt tegen deze achtergrond niet ‘het’
liberalisme, maar een speciale vorm daarvan; het morele individualisme.
De discussie over name het onderwijshoofdstuk
krijgt de aandacht van de vergadering; is onderwijs alleen maar bedoeld om
‘arbeiders te trainen’ voor de 19e
eeuwse industrialisatiegolf/machthebbers? Of is er sprake van de
protestants-christelijke , individualistische overweging om er voor te zorgen
dat de kinderen een betere opleiding hebben dan de ouders? Net als bij Rawls
put ook C uit een vracht aan literatuur voor de bespreking van diverse
onderwerpen als vrijheid, rechten, gezag, publieke morele opvoeding, de relatie
publiek-privaat en de rol van sociale kritiek in democratieën maar binnen de
vergadering lijkt enerzijds het
categorische imperatief van Kant goed
verankerd en anderzijds –tegelijkertijd- ook een stevige affiniteit tot
de autonomie van het individu.
Resumerend
merkt de vergadering op het D66 aan een ‘(soc.)liberale theorie’ ontbreekt, de
partij verbindt zich niet met een “isme”. Centraal staat de vraag: ‘wat brengt
een individu tot rechtvaardigheid?’. In de praktijk wordt de theorie van dag
tot dag bijgesteld , ook door bestuurderen, ook al is een ‘blanco startpositie’
voor de opbouw van een ‘civil society’ goed denkbaar. De vergadering spreekt af
dat dit agendapunt op 14/2 terugkomt. Het besprokene wordt ook meegenomen in de
verwoording van de amendementen
De secretaris verzamelt de reactie per email en
verwerkt die voor de vergadering.
Aan
de hand van een aantal karakteristieke hoofdstukken is de discussie voorbereid
door een aantal aanwezigen; hun inleidingen zijn als bijlage toegevoegd aan dit
verslag. Het onderstaande verslag richt zich mn. op de vragen en discussies ná
de uitgesproken inleidingen. Deze
inleidingen zijn separaat toegevoegd aan dit verslag.
Als
leidraad voor het te besprekene, gold de volgende planning die in redelijke
mate ook gevolgd is.
13.10 - 13.15 Opening en introductie
13.20 - 14.10 Inleiding over vormen van democratie
13.20 - 13.25 Identificatie (Ale)
13.25 - 13.30 Informatieve vragen over Identificatie
13.30
- 13.35 Politiek Burgerschap ( Bernard)
13.35 - 13.40 Info. vragen over Pol. Burgerschap
13.40 - 13.45 Representatieve Democratie (Pieter)
13.45 - 13.50Info vragen over Repr. Dem.
13.50 - 13.55 Semi-consensus democratie (Gerben)
13.55 - 14.00 Informatieve vragen over Semi-cons. dem.
14.00 - 14.05 Deliberatieve democratie (Wijbrandt)
14.05 - 14.10 Info vragen over Deliberatieve Dem.
14.10 - 14.20 Pauze
14.20 - 15.40 Plenaire discussie.
15.40 - 16.00 Samenvatting, afspraken, afsluiting.
Hoewel
de spreektijden ‘afgebakend’ waren, is er ten behoeve van de verslag gekozen
voor een doorlopende verhaallijn. Aanhakend bij de inleiding van het
WRR-rapport, schetst Cees het dilemma: zijn partijen persoons- of
programmapartijen, of zijn ze rekruteringsorganen voor politieke baantjes
geworden? Tijdens de vragenronde wordt opgemerkt dat er bij persoonspartijen
nóg een onderscheid te maken is; op inhoud (bv. Van Mierlo) of op oppervlakte
(Verdonk). Een Wilders simplificeert-agendeert slechts.
Er
wordt naar aanleiding van de identificatie-inleiding opgemerkt dat liberalen
weinig/geen oog hebben voor de emotie en de irrationaliteit in de politiek. Er
wordt een verbinding gelegd met de Energiediscussie die De Braauw voerde, met
een nadruk op de waarde ‘broederschap’. Juist daarin, zo bemerkt de
vergadering, is een tegenstelling te bemerken tussen USA met
libraal-democratische waarden en de EU met ‘broederschap’ als een kernwaarde.
In het politieke bestel pakt dit in Europa uit een taak van de overheid om
solidariteit te ‘regelen’ terwijl dit in de USA overgelaten wordt aan
vrijwillige en religieuze verenigingen. Omdat Nederland lid is van een Eu en UN
ontstaat er de situatie van ‘verplaatste politieke wil’ naar elders.
Voor
een D66 leidt dat tot 2 problemen. Ten eerste dat van het
meerderheidsmachtsdenken; in aantal stemmen in een parlement naar
“elites”-elders. Ten tweede: is er het
probleem van deskundigheid versus procedures. Op dit punt wordt onder verwijzing
naar de getalsmatige ontwikkelingen die bij Verhoeven (Politiek burgerschap)
aan de orde komen (weinig politiek actieven; dat zou een groter aantal moeten
zijn) een derde probleem genoemd: politieke belangstelling is iets anders dan
politieke betrokkenheid. En wellicht een vierde thematiek, refererend aan Tromp
(representatieve democratie) die de
e.e.a interpreteert in termen van ‘doelgemeenschappen’ en ‘lotsgemeenschappen
en een vijfde –verwijzend naar Kuperus’ advies dat de vereniging ‘op survival
training’ moet, gelet de –bij Verhoeven, eerder gesignaleerde- algemene teruglopende belangstelling voor
het lidmaatschap van politieke partijen.
Terug
naar Wilders, merkt Cees op dat ‘de vreemde’ –telkens een andere groep waar
Nederland kennelijk bang voor is blijkens onderzoek van de Adviesraad- al eeuwen lang dezelfde –kwalijke- eigenschappen toegedicht krijgt. Kennelijk
‘leren’ we dat en zijn sommigen beducht voor ‘pogrom’-achtige ontwikkelingen.
Ten
principale wordt de vraag gesteld naar de relatie tussen democratie en
D66.Waarom is dat altijd zo belangrijk voor ons? Wat is er te doen aan het
afkalvend vertrouwen tussen politiek en overheid? Refererend aan het
Verhoeven’s vakje ‘politiek betrokken’ (van 10% in 1972 naar 4%1998) -en dat is iets anders dan ‘politiek actief’
wordt de stelling dat niet breed gedeeld dat 1. de afkalving versterkt wordt
door de vergrijzing (minder jongeren in combinatie met ouderen die zich
terugtrekken cq vertrekken naar Frankrijk-Spanje), zoals dat patroon zich ook
toont in het vrijwilligers- en verenigingswerk; en 2. dat het streven zou moeten zijn dat die 4% actief
‘politiek betrokken’ is/wordt.
De
vergadering merkt nog meer spanningsrelaties op. Gerben wijst op die van emotie
en ratio; de politiek wil de ruimte geven aan de emotie en de politici en bestuurders
moeten daar de ratio tegenover stellen. Een volgende spanningsrelatie –naar
aanleiding van de intro over de representatieve democratie, signaleert Cees;
moeten de politici-bestuurders een afspiegeling zijn van het publiek of
volstaan met hen (dwz. belangen) te representeren? En wat is dat dan,
arrogantie mijdende? Johan meent dat beide aspecten van toepassing zijn;
politici-bestuurders als afspiegeling van en representanten voor het volk.
Hierop en refererend aan de inleiding over de semi-consensus democratie, brengt
Wijbrandt het deskundigheidsvraagstuk in; er is een verschil tussen een mening
en deskundigheid. Als politici-bestuurders alleen belangbehartigers zijn, gaat
het op enig moment mis omdat ‘macht’ iets anders is als ‘wijs’. Als alleen deskundigen
politici-bestuurders worden is er feitelijk sprake van een meritocratie i.p.v.
een democratie. Of is de insteek –verwijzend naar the Closing of the American Mind- dat ‘alles kan’,
waarmee alle deskundigheid afgeserveerd wordt? Met dat laatste is uiteindelijk
niemand gediend en kan bestreden worden met vragen stellen. Op dit punt ziet
Wijbrandt een aanvullende rol voor de werkvorm ‘deliberatieve democratie’.
Pieter ziet in reactie op deze intro, de relatie iets anders; deskundigen zijn
goed voor een degelijke probleemanalyse en een dito werkplan maar voor de
probleemidentificatie, daar speelt de deskundigheidsvraag niet. Ruud ziet hier
niet zo’n groot probleem, wel is het z.i. problematisch dat beslissingen te
vaak en slechts op financiële gronden genomen worden. Hij ziet vooral nut en
noodzaak voor het actief betrekken bij en doen participeren in politiek
bestuurlijke processen van het publiek. Denk aan grote discussies over energie,
water, biodiversiteit; dergelijke zaken zouden voor een brede maatschappelijke
discussie geagendeerd moeten worden.
De
vergadering memoreert hierop dat er in zijn algemeenheid weinig aandacht
bestaat voor de relatie tussen de persoon van de politicus-bestuurder en diens
positie, als ook tussen die van zijn positie en die van zijn rol als
onderhandelaar. Ook hier geldt dat de politici-bestuurders goed opgeleid moeten
worden voor deze functies waarvoor zij veelal niet geleerd hebben. Telkens weer
zullen zij moeten voelen hoe het voelt om in de spagaat te zitten tussen achterban
en doelgroepbelangen, en ondertussen moeten zien dat ze toch hun eigen zin te
krijgen; hoe zet je ‘x’ in op ‘y’ te bereiken? Waarbij ‘x’ meestal staat voor
de politicus die er te laat achter komt wat-ie wil?
Afrondend:
er is zoveel informatie en inzicht over de vergadering uitgestrooid, dat de
vergadering besluit om e.e.a. eerst eens te laten te bezinken en pas bij de
volgende vergadering verder te gaan met de discussie. Intussen is de vraag aan
ieder, om de volgende keer 2 zinnen te leveren met die kwestie waarover
gediscussieerd zou moeten worden.
Deze onderwerpen zijn door Cees samengevat in een
aantal discussiestellingen met enkele gezichtspunten.
Hierover is gediscussieerd.
Besloten werd de discussie over politieke partijen
in de democratie, n.a.v. het ROB-rapport “Democratie vereist partijdigheid”
(Van Kemenade et al.,2009) op 13 juni te bespreken, en de tekst van Wijbrandt
“Over de ROB-brochure ….” daarbij te betrekken.
De samenhang in de discussies is dan: op 9 april
gesproken over de organisatievormen van democratie en enkele kenmerken van
attitudes van burgers vanuit staatsrechtelijke invalshoek op grond van de
wrr-studie “De staat van de democratie, de democratie van de staat”, op 9 mei over enkele zorgpunten die aanleiding waren
tot die wrr-studie, maar meer vanuit het perspectief van de ‘demos’ (bottum up
i.p.v top down dus) en op 13 juni zal het gaan om de organisaties van de
burgers tot uitdrukking van hun voorkeuren en tot uitoefening van de
staatsmacht en de controle daarop, de politieke partijen met het oog op de
ROB-brochure.
Ter sprake kwam:
1. de lage opkomstcijfers en wat dat betekent voor
representativiteit en democratische ligitimiteit van de gekozen
volksvertegenwoordiging. Door de opkomstplicht af te schaffen (ca 40jr geleden)
werd het stemrecht uitgebreid met het recht niet te stemmen, daardoor wordt de
totale ‘demos’ per verkiezing gerepresenteerd door de geïnteresseerde en
gemotiveerde burgers (deel-demos) die aan de stemming deelnemen en aan wien de
anderen de stemming a.h.w. gedelegeerd hebben. Een getrapte representativiteit
dus, waarbij ieder vrij is te bepalen of men deelnemer is of niet. Er is dus
geen probleem van representativiteit of legitimiteit (democratisch gehalte) van
de uitslag. De opkomstpercentages lijken de laatste kwart eeuw tamelijk
constant met per gremium karakteristieke waarden. Geen reden tot zorg dus, al
oogt het niet mooi.
2. het geringe ledental van politieke partijen. De
daling van het ledental betekent niet dat het aantal actieve leden ook zoveel
gedaald is. Om alle functies te vervullen zou ca 1/3 van de leden actief moeten
zijn. Dat is een zware eis, maar niet onmogelijk. Een groter probleem is het
gebrek aan politieke kundigheden van de leden, al ca ¼ eeuw klagen ook grote
partijen erover onvoldoende goede kandidaat volksvertegenwoordigers te krijgen.
Verder is de daling een teken van democratische
rijping: steeds minder speelt binding door historische, culturele en religieuze
verwantschap een rol, steeds meer de politieke visie. Politieke partijen slagen
er onvoldoende in politiek relevant debat te voeren waardoor hun reden van
bestaan overtuigend wordt .
3. de opkomst van partijen zonder leden en
populistische persoonslijsten. Naast de traditionele kiesverenigingen en ideologische
programmapartijen komen z.g. populistische persoonspartijen op. Deze “partijen
zonder leden” zijn a.h.w. producten van “politiek entrepreneurschap” die vanuit
een “politieke niche” de politieke markt willen veroveren met als doel de hele
markt en wijziging van het politieke systeem. De vraag of zij democratisch
aanvaardbaar zijn wordt door de ‘demos’ door hun verkregen electorale steun met
ja beantwoord. Wanneer deze vraag door de andere partijen met nee beantwoord
zou worden, is dat strijdig met democratie. Traditioneel-staatsrechtelijk
gezien kan men vinden dat politieke partijen de wortels zijn van de
vertegenwoordigende democratie, en dus essentieel leden-partijen, maar door het
geringe ledental is die stelling niet houdbaar. In D66 heeft van het begin af
aan de discussie gewoed tussen leden-partij of kiezerspartij, waarbij de
opvatting kiezerspartij het won, omdat het door leden geformuleerde programma
pa politieke betekenis kreeg door de kiezers. Alle partijen dienen door de
overheid dus op gelijke voet behandeld te worden.
4. De sterk fluctuerende kiezersgunst. Dit is een
teken van gerijpte democratie. Het vraagt om goede informatie aan de kiezers,
dus b.v. goede kieskompassen e.d. De keuze (b)lijkt echter minder het resultaat
van rationele afweging, waar kieskompassen de informatie voor leveren, als door
emotionele appreciaties van politieke houdingen van partijen (politici). Het
ontbreken van relevant politiek debat in het centrum drijft veel kiezers naar
de extreme kanten.
( Opm. De intussen bekende uitslag van de EP
verkiezingen duidt op winst voor duidelijk uitgesproken partijen ten koste van
het halfhartige midden)
5. Media democratie. Noch de media, als
manipulatieve actoren, noch de burgers, als manipuleerbaar electoraat, maar de
politici, met hun gedrag van kameleon op de tak van de vermeende volksgunst
zijn hier de oorzaak.
6. Diploma-democratie? Voor de scherpe scheiding
tussen hoogontwikkelde politieke elite en laagontwikkelde buiten politiek spel
staanden lijkt in de getallen van Bovens en Wille geen steun. Ook in de
feitelijke aanhang van de populistische partijen lijkt dit onderscheidt niet
aanwezig.
7. Populistische partijen winnen terrein. Dit punt
is bij punt 3 al meegenomen.
8. Deliberatieve democratie een noodzakelijke vernieuwing?
De complexiteit en verstrekkendheid van een aantal vraagstukken vereiste een
meningsvormende fase van deliberatieve democratie, waarbij openbaarheid van en
vrije toegankelijkheid tot de discussie en de resultaten en onafhankelijke
organisatie en rapportage het democratisch gehalte bepalen. De
staatsrechtelijke beslissing blijft bij de gekozen volksvertegenwoordiging.
Inleiding. Opnieuw staat het Rob-Rapport ‘ Democratie vereist
partijdigheid, Politieke partijen en formaties in beweging’ (apr.09) van de
PvdA-Raad op de rol. Cees (vz) legt de relatie met de discussie van mei
hierover, de eerdere discussie in april over ‘De Staat van de democratie’
(2004) van de WRR en de zojuist besproken EP-verkiezingsuitslagen. Voor de
duidelijkheid van de discussie introduceert de vz de begrippen ‘Gemeinschaft’
en ‘ Gesellschaft’ [een onderscheid van Tönnes, 1935] waarbij de eerste
verwijst naar een groep individuen met een gezamenlijk achtergrond (cultuur),
belang en een bepaalde actiebereidheid om als groep daarvoor gezamenlijk aan de
slag te gaan. Het tweede begrip is algemeen en verwijst naar de gemeenschap
waarvan alle leden dezelfde rechten hebben die ze desgewenst kunnen bundelen
tot een actorschap. De verschillende hedendaagse politieke partijen zijn in te
delen naar deze tweedeling; een VVD is meer een Gesellschaftspartij, de PvdA
een Gemeinschaftspartij.
Een belangrijk deel van het rapport
oriënteert zich op Popper’s ‘Open Society and its Enemies’. Maar de Open
Society kent ook ‘Vrienden’. De openbare ruimte waarin iedereen gelijke rechten
heeft en kan aan het debat kan meedoen, is zo’n ‘vriend’. Dit in tegenstelling
tot private ruimten waar ongelijkheid geldt, sommigen zelfs buitengesloten
worden en in extremo de politieke partij de vorm van politiek entrepreneurship
aanneemt; denk aan een PVV en een SP.
Discussie. De verschillende empirische gegevens overziende, is het beeld
verontrustend in de ogen van sommigen. Het aantal leden van politieke partijen
neemt af, net als het aantal actieve leden terwijl het aantal single issue
partijen toeneemt; is dat geen reden voor bezorgdheid over de kwaliteit van de
democratie? Daar is tegen in te brengen dat veel partijen veel single issues in
zich incorporeren (multi-“single” issue partijen) terwijl anderen dat niet
doen; díe laatsten worden single issue partijen genoemd. Gemeenschappelijke
factor lijkt de afwezigheid van hoofdlijnen in politieke partijen. Daarnaast
lijken mensen vooral een Gemeinschafstbehoefte te hebben terwijl de politieke
partijen op de lijn zitten vooral een Gesellschaft te willen bieden. Lieden als
Fortuyn vullen die gemeinschaftsbehoefte in terwijl vdPloeg, Balkenende, Rutte
e.a. daar ‘dun/mager’ tegenover staan. Het zou nuttig zijn als de politici het
Rob-rapport zouden lezen én begrijpen. Gelet het vele leeswerk dat politici al hebben, zijn de
verwachtingen beperkt. De belangstellenden die er zijn hebben veelal te weinig
stem in de partij. Toch zijn er veel van dergelijke behartenswaardige rapporten
in de verschillende partijen; niet alleen een Klaar voor de Klim maar ook een
‘Kaasstolp aan diggelen’, het WRR-rapport en het Kennisrapport van BiZa.
Op de vraag of D66 ook/nogmaals met een
rapport zou moeten komen wordt afhoudend gereageerd omdat het zou vooral een
doublure worden van al het voorgaande. Essentiëler is het om het belang van
zaken duidelijk te maken aan de burger en laten zien dat e.e.a. verschillend
ingevuld kan worden; denk aan Waterschapszalen, Europa enz. Een deel van de
vergadering wijst op het aspect van ‘vertrouwen’ in de politiek; verwijzend
naar de cynische insteek dat politici wel geïnteresseerd zijn in uw stem maar
niet uw mening. Het is daarom zaak het signaal op te pakken dat uitgaat van het
stemgedrag rond Fortuyn, Wilders en Verdonk. De vergadering verwacht dat
Wilders tzt een zakenkabinet zal nastreven en zonodig ook van buiten de eigen
gelederen “werknemers’ zal betrekken want veel partijen hebben uiteindelijk een
personeelsprobleem (zie pg 34).
Dat D66 meer moeite heeft om kandidaten te
vinden, kan deel verklaard worden uit de werkwijze van de partij. Wijbrandt
stelt expliciet de vraag of de politiek partij de zingevingbehoefte van
vroegere zuil/gezindte gaat overnemen. Hierop worden een aantal opmerkingen
gemaakt. Een D66 geeft geen antwoorden op zingevingvragen terwijl ze dat in
zekere zin wel invult alleen noemen wij dat dan ‘pragmatisch’. Toch zal een
‘gemeinschaft’ opgebouwd moeten worden. Als er ca. 50.000 mensen nodig zijn voor het invullen van de diverse
functies in besturen, commissies enz. én de gemiddelde duur van een
partijlidmaatschap is 5 jaar, dan is dat mogelijk problematisch voor de
kwaliteit en representativiteit van het politiek-maatschappelijke draagvlak.
Dan gaat het helemaal fout als –zelfs- de leden elkaar al niet meer kennen,
laat staan dat de burger zich niet herkent in gekozen vertegenwoordigers.
vKemenade wil partijen partijdiger maken en de machtsbalans naar de leden
verschuiven.
Zingeving achten sommigen echter niet een
zaak van een politieke partij en leggen een relatie tussen single issue
partijen en de zingeving. Toch zou in de gemeinschaftsgedachte cf Tönnes een
plaats voor zingeving zijn binnen een politieke partij i.t.t. het
gesellschaftsbegrip als plaats van organisatie van verschillende gemeinschaften.
Wijbrandt meent dat dat meer baat/betrokkenheid voor de leden cruciaal is, als
die bijdragen aan het product/proces van de partij. Een deel van de vergadering
meent dat een politicus een bepaald rijpheid/ervaring moet hebben, een bepaald
persoonlijkheidstype. Wellicht moet het als een beroep gezien worden. De
politicus heeft altijd met een aantal spanningsrelaties te maken: die
competitie en coöperatie, die van realisme (wat is er te nú te winnen) en
(partij) idealisme (waar staat de partij voor), historisch gegroeide relaties
tussen achterban-afdeling en de rest van de organisatie enerzijds, en nieuwe
communicatiemiddelen die kortere lijntjes mogelijk maken. Wie een kandidatuur
overweegt, moet nú al gaan kijken om te zien hoe het er aan toe gaat, zich engageren
en voorbereiden op die beroepsrol.
Heeft democratie partijen nodig? Hebben
partijen leden nodig? Ja en ja, zo meent de vergadering maar ziet ook dat de “5
i’s” trends zijn die een krachtige tegenstroom bieden. [De 5’s verwijzen naar
de langdurige trends in de samenleving die Paul Schnabel (SCP) benoemde als:
Individualisering, Internationalisering, Intensivering, Informalisering en
Informatisering.] Iemand als vKemenade zou voor thematische afdelingen pleiten
maar tegenwoordig is dat niet meer nodig. Iemand kan alles weten; alle bronnen
zijn beschikbaar. Thematisering kan zelfs gevaarlijk zijn omdat het verkokering
in de hand werkt; er zijn juist generalisten nodig.
Als we terug gaan naar de ledenbestanden is
anno 2009 [zie pg 20, ROB] nog maar 2,5% van de kiesgerechtigden lid van een
politieke partij; daarvan is ca 15% in enigerlei vorm actief. Bij de gemiddelde
verblijfsduur van 5 jaar betekent dat veel wisselingen, waarschijnlijk om een
verschillende redenen. Wat betekent dat voor een partij in termen van proces en
product om leden te verwerven en te behouden? Hoe lever je dan een constante
(hoge) kwaliteit? Veel mensen in de politiek hebben vaak niet precies de juiste
kennis en deskundigheid ook al is er vaak sprake van een hoger opleidingsniveau.
Want het gaat vaak om afbakeningen: juridische, bestuurlijk, financieel. Waar
ga je als politicus/gremium wel/niet en hoe koppel je heen en weer terug naar
de hogere/lagere niveaus in de keten, hoe organiseer je het praten voorafgaande
aan een beslissing, hoe koppel je bijv. de LAR-uitkomsten terug naar de
achterban. Communicatie is de kern!
In die communicatie/interactie ziet
Wijbrandt dat er geen relatie is tussen het regionale en het lokale bestuur. Er
is wel een relatie tussen landelijk en regio en tussen landelijk en lokaal maar
de communicatie tussen regio en lokaal is nihil met ‘tijd’ als een belangrijke
factor. Ook ontbreekt het aan ‘nutsbevestiging’ in de partij en politiek; de
bevestiging dat het - het allemaal waard is en toegevoegde waarde biedt. Wat
maakt een partij interessant? Wat het ook is, het moet ‘fun, feasable &
free’ zijn; zowel in ‘product’ als in
‘proces’. De voorzitter noemt in dit opzicht de intrinsieke satisfactie die het
persoonlijke contact van mensen biedt, die elkaar geregeld treffen. De
vergadering merkt op dat dit dus veel tijd kost en motivatie, juist in een tijd
dat tijd schaars is net als de motivatie om partijdingen te doen. Elke
politicus moet nu zelf status veroveren in weerwil van negatieve
omgevingsomstandigheden.
Het ‘hora est’ valt en de vergadering
besluit om via de mail over de diverse aanbevelingen voor de Haagse kaasstolp
verder te discussiëren en bij de volgende vergadering dit discussiepunt af te
ronden.
Wat
betekent de ‘one liner’ Denk internationaal – handel lokaal? Wat betekent dat
voor resp. D66-eu, -nl, -prov, -regio, -afd? Wat zouden verkiezingsprogramma’s
er over te melden hebben? Als achtergrondmateriaal wordt gewezen op de div.
discussies op d66plein en op enkele columns (energie & water) op afd. site
van www.d66utrechtseheuvelrug.nl,
artikelen over Europa (‘Vijftig jaar EU, het jaar 2050 en het
Horizonscan-project (HSP)’; www.horizonscan.nl/uploads/File/bv2050(4).pdf).
·
EU-niveau/nationaal niveau: de discussie gaat over
een federalistisch versus een confederatief Europa waarbij resp. macht (gedeeltelijk)
wel of niet gecentraliseerd wordt. Hoewel NL wel mee kan gaan in fed-EU (div.
lidstaten zijn niet bereid dat te doen; zij kiezen voor samenwerking zonder
machtsoverdracht). Denk internationaal betekent in die context vooral: denk
fed-EU. Vanuit die positie kan er nml. effectief tegenspel geboden worden
tegenover de wereldmachten zoals de VS en anderen. Vaak wordt ook de uniekheid
van de EU vergeten; ontstaan uit wilsovereensteming (gesellschaft), niet vanuit
een externe druk zoals een NAVO.
De
vergadering deelt deze visie maar er worden wel kantekeningen geplaatst. Als de
EU een fed-rol aanneemt, dan is de bijdrage is de bijdrage in de wereld niet
anders dan die van een VS, China of een Rusland. Gelet de columns over
aanstaande energie-, water- en voedsel- en andere problematieken, ontbreekt het
concept van een Europa als een open overleg- en coördinatie- en
bemiddelingsplatform voor conflicten en andere internationale problemen.
·
Provincies; denk internationaal – handel lokaal?
Voor de provincies speelt de one liner als het gaat om de euregio’s en de
vanouds bestaande culturele, sociale en economische relaties tussen mensen en
organisaties aan de ene en aan de andere kant van de “grens die er een keer
zomaar tussen is gekomen”. Maar het speelt ook als bijv. een provincie Drenthe
op de Molukken een drinkwatervoorziening realiseert. Zo hebben ook Noord- en
Zuid-Holland relaties met overzeese gebieden enz.
·
Gemeente/stad/afdelingen. Het internationaal denken
en lokaal handelen kan op gemeentelijk cq afdelingsniveau betekenis hebben
binnen de relaties/portefeuilles die onderhouden worden met zustersteden; er
valt veel te leren van elkaar. En natuurlijk in de richting van Europa;
Brusselse regelgeving bespaart veel gemeentes veel werk zodat niet in elke
gemeente hetzelfde wiel uitgevonden hoeft te worden op tal van terreinen.
Anderzijds; aan de Europ. aanbestedingsregels moet bijtijds gedacht worden
voorafgaand aan wervingsactiviteiten voor de levering van producten en diensten
(van substantiële omvang).
Inleiding: Populisten ontlenen vinden hun aanhang onder
burgers die zich miskent en veronachtzaamd voelen. Populisten aanvallen
versterkt de band van miskenning en afgewezenheid tussen aanhang en populist en
is daardoor contraproductief. Het gaat er om inhoudelijk te reageren op dat wat
o.m. populisten agenderen.
Discussie: De vergadering beziet de
opkomst van en de houding t.o.v. politieke populisten , i.h.b. 'Wilders', in
het licht van de beeldvorming in verkiezingstijd. In de verkiezingstijd zullen
andere partijen Pechthold met Wilders associeren (Rutte: Wildes en Pechthold
hebben elkaar nodig voor profilering; of kwetsbaar maken (Bos: Pechthold heeft
heel rechtse idee?n). Dat is gebruik maken van populisme; Het antwoord moet zijn
inhoudelijk oop de kwesties in gaan, de mensen wier zorg ze zijn aanspreken.
Advies: Wilders aanvallen versterkt zijn campagne en
verzwakt de eigen positie. De kwesties die hij agendeert moeten inhoudelijk
beantwoord worden, over het hoofd van de populist heen naar de kiezers die zich
er zorgen over maken. Er is gesproken over 'Arbeid in de toekomst', o.m. n.a.v.
de SER-publikatie daarover. Advies: Er is een omslag van denken en werken
nodig. De benadering is nog steeds eenzijdig: geschikt maken van de mens als
maatschappelijk productiemiddel ('employability) . Dat moet worden geschikt
maken van de maatschappelijke functies voor mensen met zeer diverse en
veranderlijke capaciteiten en kwaliteiten, zo, dat zij bevredigend hun
productieve loopbaan kunnen afronden. De leeftijd waarop afgeroind wordt moet
zoveel mogelijk is samenspraak met de persoon worden gepland.
.
Inleiding Zie voorbereiding van
marijke, Cees licht inleidend toe. Aan de hand van een voorbeeld uit Hoogeveen
waar de energiemaatschappij (fonetisch: Rendo) verkocht was, mede door toedoen
van M-EZ Brinkhorst. Er blijken ook nadelen te zijn zoals het Z-Hollandse
Leemhuis debacle leerde.
In
de discussie komt naar voren dathet netwerkbeheer cruciaal is voor de
energievoorziening. De kern van het probleem daarin nog altijd is dat het
energiesysteem nog steeds uitgaat van weinig grote aanbieders en niet van veel
klein. Dat dit ook anders kan, blijkt in Duitsland waar de technologie werkt
zodat kleine energie-eenheden overtollige energie terug kunnen leveren aan het
net. De vergadering vraagt zich ook af –in de huidige situatie met grote
leveranciers- wat middelen de
staat/regering zijn in het geval van een calamiteit (bivj. Staat van beleg) als
de energiemaatschappij beursgenoteerd –privaat- is; zie het UK. In het UK is er nog maar één staatsbedrijf, de
rest is buitenlands.
De
vergadering constateert dat wb. energiemaatschappijen er op dit moment geen
‘urgentie’ is; het ‘window of influence’ is gepasseerd. Echter, gelet de
reorganisatie bij en overhevelingen van taken van rijk naar provincie cq
gemeente en bijbehorend flankerend beleid, is e.e.a wel relevant. Niet alle
producten-diensten zijn geschikt voor privatisering; eerder als
producten-dinesten ‘persoonlijk’ zijn, minder als ze onpersoonlijk-generiek
zijn. Een groot zorgpunt is dat bij verkoop, een publieke vertegenwoordiger
pover een enorm extra kapitaal-budget. Kunnen ze dat wel goed hanteren?
In
concluderende zin meent de vergadering dat de privatisering in de
energiesector gevolg heeft gegeven aan EU-afspraken. Consumenten hebben
keuzevrijheid, dat is mooi. Maar als voorwaarden acht de vergadering het nodig
te stellen dat: 1. aanbieders van producten-diensten streng aan de
colportagewet gehouden moeten worden, 2. dat consumenten goed geïnformeerd
moeten worden, en 3. dat privatiseringsacties bezien moeten worden op die
dimensie van persoonsgebondenheid van het betreffende product of de dienst.
Inleiding. Het voorbereidende discussiestuk bevat tal van verwijzingen naar
achterliggende, recente opiniestukken en bronnen. Gegeven een aantal
overwegingen (financieringsmechnismen, aanstaande demografische verschuivingen
e.d) worden integraal een drietal stellingen besproken:
a. Niemand is gebaad bij simplistisch
"plak- en pleisterwerk" om de kool en de geit te sparen, het D66
voorstel om de verhoging van 65 naar 76 over een periode van 24 jaar is nuttig,
constructief en moet gebeuren maar het is veruit niet genoeg;
b. Er moet verder vervolg gegeven worden
aan het werk van de Cie Arbeidsparticipatie, aan te vullen met een verdere
uitwerking van een kennis- en
beleidsagenda om kansen en keuzen voor een Vitale Vergrijsde samenleving
in kaart te brengen.
c. Misschien moet of kan er tot 70 of 85
jaar gewerkt worden…maar niet 50 uur per week! Want er staan ook nog ca 1 mln
beroepskrachten met de handjes omhoog: werkloos of x% arbeidsgeschikt.
Discussie. De vergadering stelt dat het vraagstuk
breder bekeken moet worden dan in de huidige discussies en –te simpele-
voorstellingen van zaken het geval is. Pieter licht .e.a. toe naar aanleiding
van zijn rondgedeelde notities. Bottom line: “In de discussie blijkt steeds
weer dat men de maatregelen op zijn eigen cohort betrekt terwijl deze juist
getroffen worden om de basisvoorziening AOW voor latere generaties in stand te
houden”. De standpunten van Halsema en Jongerius passeren de revue. Uitgaan van
het aantal gewerkte jaren is nadelig voor de mantelzorgers. Bovendien verzuimt
het publieke debat op te merken hoeveel vrijwilligerswerk er door ouderen wordt
gedaan, na hun pensionering. En dat in veel bedrijfstakken er sowieso niet tot
en met het 65e jaar gewerkt wordt (Philips-60, Defensie 55). Wie
naar de statistiek kijkt (CBS Jaarboek 2008, tabel 1.11, pg 17) ziet de
netto-arbeidsparticipatie voor 50-55 jarigen snel kelderen van ca 75%naar ca
25% voor 60-65jarigen. [pm Bernard zal
bespreking van CBS-Jaarboek 2009 rondsturen.] Deels zal dit door ‘zwaarte’ van
het werk komen maar waarschijnlijk meer door een HR-beleid dat ouderen naar
buiten schuift. Vaak met regelingen en anders zit die laatste groep met de
brokken; geen volledig opgebouwd pensioen enz. enz. Daarnaast rijst de vraag
hoe het met de ca 1mln zzp’ers moet. De insteek van Jongerius –zwaarte van werk
moet individueel bepaald worden- vindt bijval bij de vergadering. Er zijn
gewoon te veel variabelen in het spel om zoiets goed te beoordelen, anders dan
individueel. De vraag moet dan zijn of betrokkene over 10 jaar het werk nog
steeds aankan. Zo niet, dan is tijdig actie geboden voor de werknemer. Uit
onderzoek zou blijken dat mensen een switch maken rond hun 40e. Van
deadline-gericht werk vóór hun 40e, zoeken ze na hun 40e
juist de kwaliteit.
De vergadering zoomt in op de relatie
AOW-pensioenen; de eerste is generiek van aard, de tweede individueel. Als punt
van orde wordt gevraagd wat we met het resultaat van de discussie gaan doen. De
pap is immers al gestort, ook al moet e.e.a. nog langs de TK en de EK. Dat
betekent dat er nog beïnvloeding mogelijk is.
Terug naar de discussie, wordt de optie van
flexibele pensionering besproken. De vergadering ziet daarbij de nodige
administratieve lasten en moeilijkheden en toont zich geen voorstander. Eén
leeftijd schept admin.duidelijkheid; incl.gelijke leeftijd voor pensioen en
AOW. Bernard bepleit een langere horizon om de thematiek te bezien; 30-50 jaar
en mede in het licht van veranderende verhoudingen tussen ‘groen, werk en
grijs’. De verhouding werkenden-nietwerkenden zal in de toekomst verschuiven
van 4:1 naar 2:1 (Zie rapport van de Cie Arbeidsparticipatie). Cees memoreert
dat er ook ouderen zijn (geweest) die onder morele druk zijn (worden) gezet om
het werkplek af te staan aan een jongere en dat het niet rechtvaardig/juist is
om hen daarvoor te benadelen in hun pensioenrechten.
De discussie in de vergadering begint via 2
lijnen te lopen. Aan de ene kant is individugerichte realiteitszin leidend. Er
wordt geconstateerd dan er geen werkplekken zijn voor ouderen, dat 40+ers al
moeilijk plaatsbaar zijn, dat de slaagkans voor 50+ers om nieuw werk te vinden
2% is en dat –onder verwijzing naar een documentaire over de situatie in
Duitsland- ouderen letterlijk vroegtijdig een pre-pensioen ingepest worden;
soms met zeer grove middelen (porno dumpen op de pc van de oudere). In
Nederland spelen ook kwetsende situaties rond 40- en 50+, ervaren jongere
‘blijvers’ niet-vertrekkende ouderen
als hindernis, is er sprake van pesten op de werkvloer (30%) en worden
slachtoffers zelf daders, vallen voor bv. seniore academische medewerkers
ineens alle diensten weg terwijl ze zich vaak geestelijk, lichamelijk als
vakmatig volstrekt ongemakkelijk ‘weggezet’ voelen in het gepensioneerden-vak
van de publieke tribune. Voorts speelt dat zwaarte eigenlijk alleen individueel
bepaald kan worden. De bedrijfsarts heeft mogelijk een belangrijke rol maar de
wijze van invulling van die functie wisselt
sterk. Gelet de leeftijdsdiscriminatie en de pensioengevolgen voor mensen die
bijv. na hun 50e werkloos raken en werk moeten zoek, moet als regel
gelden dat wanneer zo iemand 3 jaar zoekt en niks vindt, toch zijn volledige
pensioen moeten krijgen.
De andere lijn zoekt naar betaalbaarheidsoplossingen
en de parameters daarvoor voor de collectieve voorziening; intrede- en
uittredeleeftijd (voor academici vaak later), zwaarte van functies, hoeveelheid
werkjaren (binnen, cq buiten Nederland), koppeling (gelijke) leeftijden AOW en
pensioen. Heel even wordt nog de basisionkomensvoorziening aangestipt. Onder
verwijzing naar een artikel van W. Heeringa en Lans Bovenberg (ESB, 21/8/2009;
Langer leven, later AOW), wordt de optie genoemd van een bepaalde constante
index in de verhouding van bijdragende en begunstigde jaren.
De beide lijnen komen bij elkaar in het voorstel van Gerben om het advies van het Seniorenplatform over te nemen. Dat voorstel heeft als kenmerken: koppeling leeftijden AOW-Pensioen blijft (gelijk), leeftijdgrens naar 67 en daar boven moet het flexibel zijn naar keuze van de betrokkene.
Conclusie
en advies. Dit voorstel wordt door de vergadering overgenomen met een
aantal kanttekeningen. Zo moet de ophoging geleidelijk gaan (een maand per
jaar), leeftijdsdiscriminatie tegen gaan en moet de individuele keuze
richtinggevend om het uittredemoment te bepalen (om ‘zwaarte’ goed te kunnen
hanteren). En het oog moet op de toekomst gericht worden: de groei van het
aantal manjaren van robots en robotprocessen moet mee genomen worden in de calculaties
(en financieringssystemen AOW en pensioenen.
(alfabetische volgorde)
Binnen de partij is het nuttig om zicht te houden op
elkaars activiteiten en initiatieven. Elke vergadering is ‘Rondjes’ een vast agendapunt. Dan wordt in de groep
nagegaan wat bekend is van de activiteiten van andere platformen, van de
regio’s en van (aanwezige) afdelingen. Tevens wordt in gegaan op belangwekkende
nationale ontwikkelingen (en Europese).
Veelal is er een kleine voorbereiding geweest via
een internetscan door de secretaris via het onderstaande lijstje.
Overige platformen van D66 leveren mooie
dingen, wat betekent dat voor het NAP?
Regio’s van D66 leveren mooie dingen, wat betekent
dat voor het NAP?
Platformen |
Bijeenkomst/actie? |
Opmerkingen? |
www.d66bestuurlijkevernieuwing.nl |
|
|
|
|
|
|
|
|
www.d66europa.nl/ |
|
|
www.d66integratie.nl |
|
|
www.d66internationaleveiligheid.nl |
|
|
www.d66internationalezaken.nl |
|
|
|
|
|
www.liberaal.info |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
i.o. Seniorenbeleid |
|
|
i.o. www.d66vmrechten.nl/ |
|
|
i.o. Nationaal Advies Platform www.bjernv.dds.nl/platform.html
|
|
|
Rebellenclub |
|
|
Regio’s |
Bijeenkomst/actie?
|
Opmerkingen? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Afdelingen |
Moois
van D66 (www.d66.nl) en van Sophie www.sophieintveld.nl
Moois
uit de EU
Inleiding
Marijke licht het gestelde (mail 19/12) in de
voorbereiding van dat punt toe. Kern: doet de partij iets met de inbreng van de
platformen? Zo ja of nee: hoe kan dat verbeterd worden? In de discussie zijn
verschillende geluiden te horen. De kern blijkt te zijn dat fora invloed kunnen
uitoefenen en dat de partij iets met de input doet als de ‘timing’ goed is. Het
zou handig zijn om een formeel platform te worden ivm de mogelijkheden op een
zaaltje te huren als er sprekers uitgenodigd worden. Daarnaast lijken sommige fora het idee te hebben dat
zij voor bepaalde zaken geconsulteerd móeten worden omdat anderen ‘er niet over
gaan’. Dat kan soms nuttig zijn voor specialistische input maar wellicht niet
voor de integrale afweging van belangen die de specialistische invalshoek
overstijgen en die het draagvlak moet kunnen hebben van het brede publiek. Voor
een breder draagvlak is de blikverruiming van de generalist te prefereren boven
de blikvernauwing van de specialist .
Concluderend
besluit de vergadering dat de secretaris per mail de overige NAP-platformleden die nog geen
lidmaatschaps-verklaring retour gestuurd hebben zal benaderen met het verzoek
dit alsnog te doen zodat het NAP
i.o. wellicht een formeel platform van de kan worden en daarmee ook meer
armslag kan krijgen.
|
|||||
|
Het platform telt leden, afkomstig uit
de diverse regio’s. Er is een ‘dagelijks bestuur’ dat gekozen uit het midden van
het platform en bestaat uit vijf mensen. In de lijst treft u kort de
basisgegevens aan van de leden. |
||||
|
Wij zijn alle lid van |
D66. |
|
||
|
De organisatie van |
het platform is voorlopig in handen van vijf
presiderende leden: -
Vz: Kees Slottje;
c.slottje@hccnet.nl
; -
2e
Vz. FerdinandPleyte dzd.art@planet.nl -
secr: Bernard
Verlaan bjernv@dds.nl
-
vacant -
vacant Na de startbijeenkomst op 8 februari 2003,
wordt een nieuw vijftal gekozen. Deze vijf leden te samen (interim) worden het
bestuur of het presidium *) genoemd. Nadat het platform een formele status krijgt, zal
er een nieuw bestuur gekozen worden en treedt het interim bestuur af. *) Hierover moet nog besloten worden. |
|
||
(overige)
leden zijn voor/van
|
Groningen
|
Verklaring
van NAP-lidmaatschap
|
|
||
|
J.
D. DE VRIES |
JA
|
|
||
|
J.C.L.
de.Vries
|
JA
|
|
||
|
WIJBRANDT
VAN SCHUUR |
Was
een deel van het jaar geen lid D66 |
|
||
|
Fryslân
|
|
|
||
|
|
|
|
||
|
Drenthe
|
|
|
||
|
(Vz: Kees Slottje;
|
JA
|
|
||
|
Overijssel
|
|
|
||
|
|
|
|
||
|
Gelderland
|
|
|
||
|
Simon
Hejan
|
|
|
||
|
Frits
Slingerland
|
|
|
||
|
Utrecht
|
|
|
||
|
(secr: Bernard Verlaan bjernv@dds.nl
)
|
JA
|
|
||
|
Ale
van Elmpt
|
JA
|
|
||
|
Pieter Ullersma |
JA |
|
||
|
Noord-Holland
|
|
|
||
|
|
|
|
||
|
Zuid-Holland
|
|
|
||
|
|
|
|
||
|
Zeeland
|
|
|
||
|
A HIJGENAAR
|
JA |
|
||
|
Noord-Brabant
|
|
|
||
|
M.C.
de Jong |
JA |
|
||
|
Marijke
Maathuis |
|
|
||
|
Limburg
|
|
|
||
|
J.W. BERTENS
|
JA |
|
||
|
Flevoland
|
|
|
||
|
Gerben
van der Woude |
JA |
|
||
2009 |
|
28/11 |
De opkomst van en
de houding t.o.v. politieke populisten , i.h.b. ‘Wilders’, is besproken in
het licht van de beeldvorming in verkiezingstijd. Advies: Wilders aanvallen
versterkt zijn campagne en verzwakt de eigen positie. De kwesties die hij
agendeert moeten inhoudelijk beantwoord worden, over het hoofd van de
populist heen naar de kiezers die zich er zorgen over maken. Er is gesproken
over ‘Arbeid in de toekomst’, o.m. n.a.v. de SER-publicatie daarover. Advies:
Er is een omslag van denken en werken nodig. De benadering is nog steeds
eenzijdig: geschikt maken van de mens als maatschappelijk productiemiddel
(‘employability) . Dat moet worden geschikt maken van de maatschappelijke
functies voor mensen met zeer diverse en veranderlijke capaciteiten en
kwaliteiten, zo, dat zij bevredigend hun productieve loopbaan kunnen
afronden. De leeftijd waarop afgerond wordt moet zoveel mogelijk is
samenspraak met de persoon worden gepland. |
17/10 |
Naast
ontwikkelingen over nieuwe leden aanwas, kandidatuurstellingen en dergelijk,
is de AOW-discussie aan de orde geweest. De vergadering besluit het advies
van het Seniorenplatform over te nemen met een aantal kanttekeningen en dit
per brief te melden aan het LB en de diverse vertegenwoordigers. Zo moet de ophoging geleidelijk gaan (een
maand per jaar), leeftijdsdiscriminatie tegen gaan en moet de individuele
keuze richtinggevend om het uittredemoment te bepalen (om 'zwaarte' goed te
kunnen hanteren). En het oog moet op de toekomst gericht worden: de groei van
het aantal manjaren van robots en robotprocessen moet mee genomen worden in
de calculaties (en financieringssystemen AOW en pensioenen). |
29/8 |
Er is (nogmaals)
nagesproken over lopende zaken: Tönnies idee over Gemeinschaft en Gesellschaft besproken als ‘democratie-ordenende
grondslagen’ (mede in relatie tot een effectieve respons in de richting van
een PVV) en over de afhandeling van de
discussie n.a.v. de WRR’s Staat van Democratie. Het centraal
onderwerp was de betekenis van de partijlijn ‘Denk internationaal – handel
lokaal’ voor de verschillende geledingen van de partij op EU-NL-niveau,
provinciaal, gemeentelijk. |
13/6 |
Resumé. Er is
opnieuw uitgebreid gesproken over de ROB notitie (Democratie vereist partijdigheid).
De vergadering komt niet tot een resolutie van de uitdaging om handvaten te
vinden om tot een grotere en levendigere 'partijdigheid' -i.e. politieke
betrokkenheid- te komen, overziende
de bedenkelijke tendensen van sterk teruglopende politieke geëngageerdheid
(in termen van lidmaatschap van een politieke partij en actieve inzet
binnen/voor een partij). Over het gehele, brede politieke spectrum blijkt dat
nog maar 2,5% van de kiesgerechtigden lid van een politieke partij (gemiddeld
verblijfsduur: 5 jaar). Daarvan is ca 15% in enigerlei vorm actief. De
vergadering besluit de discussie via de mail voor te zetten. |
9/5 |
Er is
constaterend en reflecterend gesproken over de ROB-rapport "Democratie
vereist partijdigheid" (Van Kemenade et al.,2009) in relatie tot de
eerder besprokene Staat van de democratie. Aan de orde kwamen kwesties als: 1. de lage
opkomstcijfers en wat dat betekent voor representativiteit en democratische
legitimiteit 2. het geringe
ledental van politieke partijen 3. de opkomst
van partijen zonder leden en populistische persoonslijsten. 4. De sterk
fluctuerende kiezersgunst. 5. Diploma en
media democratie 6.
Deliberatieve democratie een noodzakelijke vernieuwing? |
4/4 |
Resumé. Er is gesproken
over de WRR-studie 'Staat van de Democratie', aan de hand van inleidingen op
de diverse hoofdstukken over deliberatieve, representatieve en de
concensusdemocratie. En idem over de kwesties van politieke identificatie en
politiek burgerschap. Diverse spanningsrelaties worden opgemerkt:
identificatie met het (brede) publiek is iets anders dan met een bepaalde
achterban, politiek 'betrokken' is iets anders dan politiek 'actief',
politieke emotie is iets anders dan politieke ratio, signaleren/agenderen
behoeft geen deskundigheid maar het maken van een goede
probleemanalyse/werkplan wel, de persoon van de politicus-bestuurder is een
andere dan zijn rol/functie. De vergadering besluit e.e.a. laten bezinken en
de discussie bij de volgende vergadering voort te zetten. |
14/2 |
Resumé. Er is
gesproken over 'Energieorganisaties en beursnoteringen' En de discussie over
de Liberale grondslag is voortgezet. Op het eerste punt, meent de vergadering
dat de privatisering in de energiesector gevolg heeft gegeven aan
EU-afspraken en dat consumenten keuzevrijheid hebben. Maar ze acht ook
voorwaarden noodzakelijk, nml.: 1. dat aanbieders van producten-diensten
streng aan de colportagewet gehouden moeten worden, 2. dat consumenten goed
geïnformeerd moeten worden, en 3. dat privatiseringsacties bezien moeten
worden op die dimensie van persoonsgebondenheid van het betreffende product
of de dienst. De discussie
over de liberale grondslag leidt tot het besluit de WRR-studie 'Staat van de
Democratie' als basis te nemen voor een bredere discussie over democratie,
waarbij ook andere platformen uitgenodigd zijn, bekendmaking ook via bvmail. |
24/1 |
Resumé. Tijdens
de vergadering van 24/1/09 is gesproken over het concept programma voor de
Europese verkiezingen, over de grondslagen van het liberalisme aan de hand
van het Rawls’ Een theorie over rechtvaardigheid (1974) en Cladis’ A Communitarian Defense of liberalism, Emile
Durkheim and contemporary contract theory (1992) en over de rol
en positie van platformen in relatie tot beïnvloeding van de partijgremia en
-vertegenwoordigers. |
Terug naar hoofdpagina Nationaal
Advies Platform