Terug naar hoofdpagina Nationaal Advies Platform

 

 

 

 

 

 

 

Resultaten

Nationaal Advies Platform 2009

D66

 

 

 

Woord vooraf

 

Het platform beoogt opiniërende, richtinggevende uitspraken en adviezen van D66-leden van de regio’s, aan de vertegenwoordigers van D66 in alle relevante geledingen en hoedanigheden. Onderstaand treft u de cumulatieve lijst van resultaten in de vorm van overwegingen, oproepen, adviezen en vragen, zoals naar voren gekomen in openbare, plenaire, inhoudelijke, politieke discussies. Lopende het jaar wordt lijst aangevuld.

(Bijgewerkt t/m 31/12/2009)

 

 

 

Inhoudsopgave

Sinds 2006 volgt de inhoudsopgave de DG-structuur van de EU.

(Alfabetische volgorde, cumulatief voor 2009.)

 

 

Voorwoord. 3

Politiek  4

Algemeen. 4

21/1 Concept Europese Verkiezingsprogramma. 4

24/1 Liberale Grondslagen. 4

4/4  Staat van de Democratie. 5

9/5  Diploma-democratie. 6

13/6 Rob-Rapport (vervolg) 6

29/8  Denk internationaal – handel lokaal 8

28/11     Populisten. 8

Belastingen en douane-unie. 8

Economische en financiële zaken. 8

Gezondheid en consumentenbescherming. 8

Informatiemaatschappij en media. 8

Interne markt en diensten. 8

Justitie, vrijheid en veiligheid. 9

Landbouw en plattelandsontwikkeling. 9

Mededinging. 9

Milieu. 9

Ondernemingen en industrie. 9

Onderwijs en cultuur 9

Onderzoek. 9

Regionaal beleid. 9

Vervoer en energie. 9

14/2 Energieorganisaties en beursnoteringen. 9

Visserij en maritieme zaken. 9

Werkgelegenheid .soc.zaken&gelijke kansen. 9

17/10     AOW-discussie. 9

Organisatorisch. 11

Elke vergadering: rondje platformen, regio’s enz. 11

24/1 NAP-relatie met de partij 12

NAP-leden 2009. 13

NAP vergaderingen 2009 (samenvattingen) 14

 

NB    Het overzicht van de resultaten van de voorgaande jaren zijn resp. te vinden in:

Resultaten Nationaal Advies Platform (Cumulatief 2008)

Resultaten Nationaal Advies Platform (Cumulatief 2007)

Resultaten Nationaal Advies Platform (Cumulatief 2006)

Resultaten Nationaal Advies Platform (Cumulatief 2005)

Resultaten Nationaal Advies Platform (Cumulatief 2004)

Resultaten Nationaal Advies Platform (Cumulatief 2003)


 

Voorwoord

 

Uit de diverse regio’s in het land willen een aantal mensen de partij een eigentijds reglementair discussieplatform bieden met een landelijke, representatieve en vrijdenkende discussiefunctie vanuit de regio’s voor het opstellen van gevraagde en ongevraagde adviezen en het toetsen van meningen.

 

Van de diverse vergaderingen in 2009 is verslag gemaakt en elk verslag is ter kennis name gebracht aan directe relaties; het LB en de D66-leden van de Eerste Kamer, Tweede Kamer en het Europese Parlement. Samenvatting van de verslagen zijn gemeld aan de secretarissen van andere platformen en enkele regiosecretarissen (alleen zij die dat op prijs stelden).

 

Als naslagwerk zijn de adviezen van de vergadering samengebracht in dit document, met dank voor de inzet van alle voorbereiders / platformleden om het onderstaande mogelijk te maken. Jawel, dergelijke overzichten zijn er ook van eerdere jaren: 2008, 2007, 2006, 2005, 2004 en 2003. Ze bevatten tal van korte, scherpe, kant-en-klare moties; te benutten als inbreng of input voor eigen moties in EP, EK,TK, PS, en gemeenteraad. Als indelingsbasis voor de beleidsgebieden is besloten om vanaf 2006 de DG-structuur van de EU aan te houden en niet langer de indeling naar NL-ministeries.

 

Het platform startte op 8 februari 2003met 18 leden, telde in 2003 31 leden, 27 leden in 2004, 28 in 2005, 24 in 2006, 2007 en 2008. In 2009 is het bestand opgeschoond; alleen leden van wie in 2008 een verklaring is ontvangen, zijn opgenomen in de ledenlijst. Meer informatie en actuele informatie over het Nationaal Advies Platform D66 is aan te treffen op de webpagina van het platform: www.bjernv.dds.nl/platform.html.

 

Groet,

Bernard Verlaan

Secretaris (a.i.)

 

 


 

Politiek

(alfabetische volgorde)

 

Algemeen

 

21/1 Concept Europese Verkiezingsprogramma

Inleiding.  De algemene eerste indruk is dat het een duidelijke verbetering laat zien ten aanzien van de eerdere versie. Er is een leuke manier gevonden (zie amendeerbare sectie) om de input van de ongetwijfeld talrijke mailberichten te verwerken. Bij een tweede lezing wordt het beeld negatiever. Zo merkt de vergadering op dat het een document  over de vraagstukken en kwesties van ‘vandaag’ is en dat het ontbreekt aan perspectieven of visies op ‘morgen’ en ‘overmorgen’.

Tijdens de discussie valt te noteren dat het ontbreekt aan ‘het besef van democratie’; geen woord over en geen lering van de referenda, wat betekent het eenzijdig afzien van een nieuw referendum voor de vertrouwensrelatie tussen politiek en publiek, anders gezegd ‘het wijzigen van de spelregels tijdens het spel’? De voorzitter loopt globaal door de vele amendementen die hij voorstelde via de mail. De energiekwestie bijvoorbeeld, mist een paar belangrijke inzichten zoals nut en noodzaak van veel leveranciers en onderlinge verbondenheid met het ‘grid’ zodat pieken en dalen van de windenergie (nb het NL-windaandeel is aandeel veel kleiner dan Dk, Du) beter zijn te op te vangen en te bufferen. Daarnaast wil een deel van de vergadering kernenergie nadrukkelijk uitsluiten als optie bij de duurzame energieën. Andere amendementen en opmerkingen betreffen vraagstukken rond vrede en veiligheid, Quantanamo, biotechnologie waarbij de consument een reële keuze moet krijgen en onderwijs dat te oppervlakkig en te gemakkelijk wordt afgedaan. De vergadering  mist het vraagstuk van de ‘Europese mentaliteit’, een uitspraak over een event. Federaal Europa. EU-publieke tv-momenten zouden Nederlands ondertiteld moeten worden, naast de introductie van een ‘Brussel vandaag’  naast het ‘Den Haag Vandaag’. Het wordt verbijsterend genoemd hoe weinig belangstellling/betrokkenheid er voor Europa aan de dag wordt gelegd. De discussie hierover betrekt ook verschillen/overeenkomsten met andere culturele werelddelen; in Azië is iedereen van hier vanzelf Europeaan. In Europa is de basis ‘het samen met elkaar moeten maken’. In de VS was de situatie anders; daar moest men het in een ‘híer en nú’ met elkaar gaan maken. De onderlinge relatie VS-EU is er daarbij een van onderlinge belangenbehartiging.

Afsluitend en concluderend spreekt de vergadering af dat iedereen e.e.a. goed doorleest en commentaren/amendementen t/m maandag indient bij de voorzitter. De voorzitter maakt van de reactie een integraalstuk uitgaande van de dan voorliggende stukken en deze discussie in gedachten hebbende, en zendt het door (o.a. aan EVP-cie en LB)

 

24/1 Liberale Grondslagen

1 Gerben over Rawls’s Een theorie over rechtvaardigheid (1974).  Inleiding Gerben licht het boek toe aan de hand van de rondgestuurde samenvatting (1A4). De christelijke Rawls maakte zich druk om ‘het kwaad in de wereld’ en zocht een theorie/grondslag om tot goede (goed bestuurde) samenlevingen te komen. Die grondslag vindt hij in de aanname dat ‘morele individuen een rechtvaardigheidsgevoel bezitten’ maar hij meldt niet waarom dat zo is. Tot dan toe was ‘eigenbelang’ de basisaanname voor het liberalisme. Rawls wil vervolgens een stap verder zetten ná het ‘sociaal contract’ en voor eens en altijd vastleggen wat ‘redelijk  en blijk’ is. En ziet het als een taak van de overheid om onverdiende achterstanden van individuen op te heffen.  De discussie laat verschillende inzichten zien.  Jammer bijvoorbeeld dat R’s insteek vooral juridisch is en niet ‘datgene wat een mens, mens maakt’, niet bouwt aan een visie-filosofie en –ondanks de vracht aan literatuur-  wellicht niet goed empirisch onderbouwd is. R’s verhaal wordt als normatief tegen discriminatie gezien, strevend naar het scheppen van een ‘equal level playing field for all’ , tegen de achtergrond van het ‘recht’ en de invalshoek van ‘de bestuurder’.  Naast de juridische insteek, lijkt het welbegrepen eigenbelang nog steeds een rol te spelen en is er eigenlijk toch weer sprake van een contract; het procedurele/rationele wordt tegenover de ‘vail of ignorance’  geplaatst.  Iemand als Michael Walzer (Spheres of Justice) betoogt bijvoorbeeld dat elk terrein/domein een eigen idee van rechtvaardigheid kent in plaats van het bestaan van  één ‘universele rechtvaardigheid’. Culturele acceptatie is bepalend voor dergelijke ideeën van rechtvaardigheid .

 

Op dit punt besluit de vergadering om deze inbreng te relateren aan die van - 2. Wijbrandt over Cladis’ A Communitarian Defense of liberalism, Emile Durkheim and contemporary contract theory (1992). Inleiding  Wijbrandt licht de ideeën van . Cladis toe zoals beschreven in het begeleidende A4-the bij de agenda. Het boek gaat precies over datgene wat de titel belooft: a communitarian defense of liberalisme. Centraal bij C staat de vraag, wat is belangrijker: het individu of de groep? Op de achtergrond speelde de toentijdse discussie over –het individu- een Joodse kapitein Dreyfuss en diens veroordeling voor spionage voor de Duitsers, om het leger gezichtsverlies –als groepsbelang- te besparen.  Iemand als Bruntière verwachtte de anarchie als het belang van het individu boven dat van de groep geplaatst zou worden.

C verdedigt tegen deze achtergrond niet ‘het’ liberalisme, maar een speciale vorm daarvan; het morele individualisme.

De discussie over name het onderwijshoofdstuk krijgt de aandacht van de vergadering; is onderwijs alleen maar bedoeld om ‘arbeiders te trainen’  voor de 19e eeuwse industrialisatiegolf/machthebbers? Of is er sprake van de protestants-christelijke , individualistische overweging om er voor te zorgen dat de kinderen een betere opleiding hebben dan de ouders? Net als bij Rawls put ook C uit een vracht aan literatuur voor de bespreking van diverse onderwerpen als vrijheid, rechten, gezag, publieke morele opvoeding, de relatie publiek-privaat en de rol van sociale kritiek in democratieën maar binnen de vergadering lijkt  enerzijds het categorische imperatief van Kant goed  verankerd en anderzijds –tegelijkertijd- ook een stevige affiniteit tot de autonomie van het individu.

 

Resumerend merkt de vergadering op het D66 aan een ‘(soc.)liberale theorie’ ontbreekt, de partij verbindt zich niet met een “isme”. Centraal staat de vraag: ‘wat brengt een individu tot rechtvaardigheid?’. In de praktijk wordt de theorie van dag tot dag bijgesteld , ook door bestuurderen, ook al is een ‘blanco startpositie’ voor de opbouw van een ‘civil society’ goed denkbaar. De vergadering spreekt af dat dit agendapunt op 14/2 terugkomt. Het besprokene wordt ook meegenomen in de verwoording van de amendementen

De secretaris verzamelt de reactie per email en verwerkt die voor de vergadering.

 

4/4  Staat van de Democratie

Aan de hand van een aantal karakteristieke hoofdstukken is de discussie voorbereid door een aantal aanwezigen; hun inleidingen zijn als bijlage toegevoegd aan dit verslag. Het onderstaande verslag richt zich mn. op de vragen en discussies ná de uitgesproken inleidingen.  Deze inleidingen zijn separaat toegevoegd aan dit verslag.

 

Als leidraad voor het te besprekene, gold de volgende planning die in redelijke mate ook gevolgd is.

13.10 - 13.15 Opening en introductie

13.20 - 14.10 Inleiding over vormen van democratie

13.20 - 13.25 Identificatie (Ale)

13.25 - 13.30 Informatieve vragen over Identificatie

13.30 - 13.35 Politiek Burgerschap ( Bernard)

13.35 - 13.40 Info. vragen over Pol. Burgerschap

13.40 - 13.45 Representatieve Democratie (Pieter)

13.45 - 13.50Info vragen over Repr. Dem.

13.50 - 13.55 Semi-consensus democratie (Gerben)

13.55 - 14.00 Informatieve vragen over Semi-cons. dem.

14.00 - 14.05 Deliberatieve democratie (Wijbrandt)

14.05 - 14.10 Info vragen over Deliberatieve Dem.

14.10 - 14.20 Pauze

14.20 - 15.40 Plenaire discussie.

15.40 - 16.00 Samenvatting, afspraken, afsluiting.

 

Hoewel de spreektijden ‘afgebakend’ waren, is er ten behoeve van de verslag gekozen voor een doorlopende verhaallijn. Aanhakend bij de inleiding van het WRR-rapport, schetst Cees het dilemma: zijn partijen persoons- of programmapartijen, of zijn ze rekruteringsorganen voor politieke baantjes geworden? Tijdens de vragenronde wordt opgemerkt dat er bij persoonspartijen nóg een onderscheid te maken is; op inhoud (bv. Van Mierlo) of op oppervlakte (Verdonk). Een Wilders simplificeert-agendeert slechts.

Er wordt naar aanleiding van de identificatie-inleiding opgemerkt dat liberalen weinig/geen oog hebben voor de emotie en de irrationaliteit in de politiek. Er wordt een verbinding gelegd met de Energiediscussie die De Braauw voerde, met een nadruk op de waarde ‘broederschap’. Juist daarin, zo bemerkt de vergadering, is een tegenstelling te bemerken tussen USA met libraal-democratische waarden en de EU met ‘broederschap’ als een kernwaarde. In het politieke bestel pakt dit in Europa uit een taak van de overheid om solidariteit te ‘regelen’ terwijl dit in de USA overgelaten wordt aan vrijwillige en religieuze verenigingen. Omdat Nederland lid is van een Eu en UN ontstaat er de situatie van ‘verplaatste politieke wil’ naar elders.

 

Voor een D66 leidt dat tot 2 problemen. Ten eerste dat van het meerderheidsmachtsdenken; in aantal stemmen in een parlement naar “elites”-elders.  Ten tweede: is er het probleem van deskundigheid versus procedures. Op dit punt wordt onder verwijzing naar de getalsmatige ontwikkelingen die bij Verhoeven (Politiek burgerschap) aan de orde komen (weinig politiek actieven; dat zou een groter aantal moeten zijn) een derde probleem genoemd: politieke belangstelling is iets anders dan politieke betrokkenheid. En wellicht een vierde thematiek, refererend aan Tromp (representatieve democratie)  die de e.e.a interpreteert in termen van ‘doelgemeenschappen’ en ‘lotsgemeenschappen en een vijfde –verwijzend naar Kuperus’ advies dat de vereniging ‘op survival training’ moet, gelet de –bij Verhoeven, eerder gesignaleerde-  algemene teruglopende belangstelling voor het lidmaatschap van politieke partijen.

Terug naar Wilders, merkt Cees op dat ‘de vreemde’ –telkens een andere groep waar Nederland kennelijk bang voor is blijkens onderzoek van de Adviesraad-  al eeuwen lang dezelfde –kwalijke-  eigenschappen toegedicht krijgt. Kennelijk ‘leren’ we dat en zijn sommigen beducht voor ‘pogrom’-achtige ontwikkelingen.

 

Ten principale wordt de vraag gesteld naar de relatie tussen democratie en D66.Waarom is dat altijd zo belangrijk voor ons? Wat is er te doen aan het afkalvend vertrouwen tussen politiek en overheid? Refererend aan het Verhoeven’s vakje ‘politiek betrokken’ (van 10% in 1972 naar 4%1998)  -en dat is iets anders dan ‘politiek actief’ wordt de stelling dat niet breed gedeeld dat 1. de afkalving versterkt wordt door de vergrijzing (minder jongeren in combinatie met ouderen die zich terugtrekken cq vertrekken naar Frankrijk-Spanje), zoals dat patroon zich ook toont in het vrijwilligers- en verenigingswerk;  en 2. dat het streven zou moeten zijn dat die 4% actief ‘politiek betrokken’ is/wordt.

 

De vergadering merkt nog meer spanningsrelaties op. Gerben wijst op die van emotie en ratio; de politiek wil de ruimte geven aan de emotie en de politici en bestuurders moeten daar de ratio tegenover stellen. Een volgende spanningsrelatie –naar aanleiding van de intro over de representatieve democratie, signaleert Cees; moeten de politici-bestuurders een afspiegeling zijn van het publiek of volstaan met hen (dwz. belangen) te representeren? En wat is dat dan, arrogantie mijdende? Johan meent dat beide aspecten van toepassing zijn; politici-bestuurders als afspiegeling van en representanten voor het volk. Hierop en refererend aan de inleiding over de semi-consensus democratie, brengt Wijbrandt het deskundigheidsvraagstuk in; er is een verschil tussen een mening en deskundigheid. Als politici-bestuurders alleen belangbehartigers zijn, gaat het op enig moment mis omdat ‘macht’ iets anders is als ‘wijs’. Als alleen deskundigen politici-bestuurders worden is er feitelijk sprake van een meritocratie i.p.v. een democratie. Of is de insteek –verwijzend naar the Closing of the American Mind- dat ‘alles kan’, waarmee alle deskundigheid afgeserveerd wordt? Met dat laatste is uiteindelijk niemand gediend en kan bestreden worden met vragen stellen. Op dit punt ziet Wijbrandt een aanvullende rol voor de werkvorm ‘deliberatieve democratie’. Pieter ziet in reactie op deze intro, de relatie iets anders; deskundigen zijn goed voor een degelijke probleemanalyse en een dito werkplan maar voor de probleemidentificatie, daar speelt de deskundigheidsvraag niet. Ruud ziet hier niet zo’n groot probleem, wel is het z.i. problematisch dat beslissingen te vaak en slechts op financiële gronden genomen worden. Hij ziet vooral nut en noodzaak voor het actief betrekken bij en doen participeren in politiek bestuurlijke processen van het publiek. Denk aan grote discussies over energie, water, biodiversiteit; dergelijke zaken zouden voor een brede maatschappelijke discussie geagendeerd moeten worden.

De vergadering memoreert hierop dat er in zijn algemeenheid weinig aandacht bestaat voor de relatie tussen de persoon van de politicus-bestuurder en diens positie, als ook tussen die van zijn positie en die van zijn rol als onderhandelaar. Ook hier geldt dat de politici-bestuurders goed opgeleid moeten worden voor deze functies waarvoor zij veelal niet geleerd hebben. Telkens weer zullen zij moeten voelen hoe het voelt om in de spagaat te zitten tussen achterban en doelgroepbelangen, en ondertussen moeten zien dat ze toch hun eigen zin te krijgen; hoe zet je ‘x’ in op ‘y’ te bereiken? Waarbij ‘x’ meestal staat voor de politicus die er te laat achter komt wat-ie wil?

 

Afrondend: er is zoveel informatie en inzicht over de vergadering uitgestrooid, dat de vergadering besluit om e.e.a. eerst eens te laten te bezinken en pas bij de volgende vergadering verder te gaan met de discussie. Intussen is de vraag aan ieder, om de volgende keer 2 zinnen te leveren met die kwestie waarover gediscussieerd zou moeten worden.

 

 

9/5  Diploma-democratie

Deze onderwerpen zijn door Cees samengevat in een aantal discussiestellingen met enkele gezichtspunten.

Hierover is gediscussieerd.

Besloten werd de discussie over politieke partijen in de democratie, n.a.v. het ROB-rapport “Democratie vereist partijdigheid” (Van Kemenade et al.,2009) op 13 juni te bespreken, en de tekst van Wijbrandt “Over de ROB-brochure ….” daarbij te betrekken.

De samenhang in de discussies is dan: op 9 april gesproken over de organisatievormen van democratie en enkele kenmerken van attitudes van burgers vanuit staatsrechtelijke invalshoek op grond van de wrr-studie “De staat van de democratie, de democratie van de staat”, op 9 mei  over enkele zorgpunten die aanleiding waren tot die wrr-studie, maar meer vanuit het perspectief van de ‘demos’ (bottum up i.p.v top down dus) en op 13 juni zal het gaan om de organisaties van de burgers tot uitdrukking van hun voorkeuren en tot uitoefening van de staatsmacht en de controle daarop, de politieke partijen met het oog op de ROB-brochure.

Ter sprake kwam:

1. de lage opkomstcijfers en wat dat betekent voor representativiteit en democratische ligitimiteit van de gekozen volksvertegenwoordiging. Door de opkomstplicht af te schaffen (ca 40jr geleden) werd het stemrecht uitgebreid met het recht niet te stemmen, daardoor wordt de totale ‘demos’ per verkiezing gerepresenteerd door de geïnteresseerde en gemotiveerde burgers (deel-demos) die aan de stemming deelnemen en aan wien de anderen de stemming a.h.w. gedelegeerd hebben. Een getrapte representativiteit dus, waarbij ieder vrij is te bepalen of men deelnemer is of niet. Er is dus geen probleem van representativiteit of legitimiteit (democratisch gehalte) van de uitslag. De opkomstpercentages lijken de laatste kwart eeuw tamelijk constant met per gremium karakteristieke waarden. Geen reden tot zorg dus, al oogt het niet mooi.

2. het geringe ledental van politieke partijen. De daling van het ledental betekent niet dat het aantal actieve leden ook zoveel gedaald is. Om alle functies te vervullen zou ca 1/3 van de leden actief moeten zijn. Dat is een zware eis, maar niet onmogelijk. Een groter probleem is het gebrek aan politieke kundigheden van de leden, al ca ¼ eeuw klagen ook grote partijen erover onvoldoende goede kandidaat volksvertegenwoordigers te krijgen.

Verder is de daling een teken van democratische rijping: steeds minder speelt binding door historische, culturele en religieuze verwantschap een rol, steeds meer de politieke visie. Politieke partijen slagen er onvoldoende in politiek relevant debat te voeren waardoor hun reden van bestaan overtuigend wordt .

3. de opkomst van partijen zonder leden en populistische persoonslijsten. Naast de traditionele kiesverenigingen en ideologische programmapartijen komen z.g. populistische persoonspartijen op. Deze “partijen zonder leden” zijn a.h.w. producten van “politiek entrepreneurschap” die vanuit een “politieke niche” de politieke markt willen veroveren met als doel de hele markt en wijziging van het politieke systeem. De vraag of zij democratisch aanvaardbaar zijn wordt door de ‘demos’ door hun verkregen electorale steun met ja beantwoord. Wanneer deze vraag door de andere partijen met nee beantwoord zou worden, is dat strijdig met democratie. Traditioneel-staatsrechtelijk gezien kan men vinden dat politieke partijen de wortels zijn van de vertegenwoordigende democratie, en dus essentieel leden-partijen, maar door het geringe ledental is die stelling niet houdbaar. In D66 heeft van het begin af aan de discussie gewoed tussen leden-partij of kiezerspartij, waarbij de opvatting kiezerspartij het won, omdat het door leden geformuleerde programma pa politieke betekenis kreeg door de kiezers. Alle partijen dienen door de overheid dus op gelijke voet behandeld te worden.

4. De sterk fluctuerende kiezersgunst. Dit is een teken van gerijpte democratie. Het vraagt om goede informatie aan de kiezers, dus b.v. goede kieskompassen e.d. De keuze (b)lijkt echter minder het resultaat van rationele afweging, waar kieskompassen de informatie voor leveren, als door emotionele appreciaties van politieke houdingen van partijen (politici). Het ontbreken van relevant politiek debat in het centrum drijft veel kiezers naar de extreme kanten.

( Opm. De intussen bekende uitslag van de EP verkiezingen duidt op winst voor duidelijk uitgesproken partijen ten koste van het halfhartige midden)

5. Media democratie. Noch de media, als manipulatieve actoren, noch de burgers, als manipuleerbaar electoraat, maar de politici, met hun gedrag van kameleon op de tak van de vermeende volksgunst zijn hier de oorzaak.

6. Diploma-democratie? Voor de scherpe scheiding tussen hoogontwikkelde politieke elite en laagontwikkelde buiten politiek spel staanden lijkt in de getallen van Bovens en Wille geen steun. Ook in de feitelijke aanhang van de populistische partijen lijkt dit onderscheidt niet aanwezig.

7. Populistische partijen winnen terrein. Dit punt is bij punt 3 al meegenomen.

8. Deliberatieve democratie een noodzakelijke vernieuwing? De complexiteit en verstrekkendheid van een aantal vraagstukken vereiste een meningsvormende fase van deliberatieve democratie, waarbij openbaarheid van en vrije toegankelijkheid tot de discussie en de resultaten en onafhankelijke organisatie en rapportage het democratisch gehalte bepalen. De staatsrechtelijke beslissing blijft bij de gekozen volksvertegenwoordiging.

 

13/6 Rob-Rapport (vervolg)

Inleiding. Opnieuw staat het Rob-Rapport ‘ Democratie vereist partijdigheid, Politieke partijen en formaties in beweging’ (apr.09) van de PvdA-Raad op de rol. Cees (vz) legt de relatie met de discussie van mei hierover, de eerdere discussie in april over ‘De Staat van de democratie’ (2004) van de WRR en de zojuist besproken EP-verkiezingsuitslagen. Voor de duidelijkheid van de discussie introduceert de vz de begrippen ‘Gemeinschaft’ en ‘ Gesellschaft’ [een onderscheid van Tönnes, 1935] waarbij de eerste verwijst naar een groep individuen met een gezamenlijk achtergrond (cultuur), belang en een bepaalde actiebereidheid om als groep daarvoor gezamenlijk aan de slag te gaan. Het tweede begrip is algemeen en verwijst naar de gemeenschap waarvan alle leden dezelfde rechten hebben die ze desgewenst kunnen bundelen tot een actorschap. De verschillende hedendaagse politieke partijen zijn in te delen naar deze tweedeling; een VVD is meer een Gesellschaftspartij, de PvdA een Gemeinschaftspartij.

Een belangrijk deel van het rapport oriënteert zich op Popper’s ‘Open Society and its Enemies’. Maar de Open Society kent ook ‘Vrienden’. De openbare ruimte waarin iedereen gelijke rechten heeft en kan aan het debat kan meedoen, is zo’n ‘vriend’. Dit in tegenstelling tot private ruimten waar ongelijkheid geldt, sommigen zelfs buitengesloten worden en in extremo de politieke partij de vorm van politiek entrepreneurship aanneemt; denk aan een PVV en een SP.

 

Discussie. De verschillende empirische gegevens overziende, is het beeld verontrustend in de ogen van sommigen. Het aantal leden van politieke partijen neemt af, net als het aantal actieve leden terwijl het aantal single issue partijen toeneemt; is dat geen reden voor bezorgdheid over de kwaliteit van de democratie? Daar is tegen in te brengen dat veel partijen veel single issues in zich incorporeren (multi-“single” issue partijen) terwijl anderen dat niet doen; díe laatsten worden single issue partijen genoemd. Gemeenschappelijke factor lijkt de afwezigheid van hoofdlijnen in politieke partijen. Daarnaast lijken mensen vooral een Gemeinschafstbehoefte te hebben terwijl de politieke partijen op de lijn zitten vooral een Gesellschaft te willen bieden. Lieden als Fortuyn vullen die gemeinschaftsbehoefte in terwijl vdPloeg, Balkenende, Rutte e.a. daar ‘dun/mager’ tegenover staan. Het zou nuttig zijn als de politici het Rob-rapport zouden lezen én begrijpen. Gelet het vele leeswerk  dat politici al hebben, zijn de verwachtingen beperkt. De belangstellenden die er zijn hebben veelal te weinig stem in de partij. Toch zijn er veel van dergelijke behartenswaardige rapporten in de verschillende partijen; niet alleen een Klaar voor de Klim maar ook een ‘Kaasstolp aan diggelen’, het WRR-rapport en het Kennisrapport van BiZa.

 

Op de vraag of D66 ook/nogmaals met een rapport zou moeten komen wordt afhoudend gereageerd omdat het zou vooral een doublure worden van al het voorgaande. Essentiëler is het om het belang van zaken duidelijk te maken aan de burger en laten zien dat e.e.a. verschillend ingevuld kan worden; denk aan Waterschapszalen, Europa enz. Een deel van de vergadering wijst op het aspect van ‘vertrouwen’ in de politiek; verwijzend naar de cynische insteek dat politici wel geïnteresseerd zijn in uw stem maar niet uw mening. Het is daarom zaak het signaal op te pakken dat uitgaat van het stemgedrag rond Fortuyn, Wilders en Verdonk. De vergadering verwacht dat Wilders tzt een zakenkabinet zal nastreven en zonodig ook van buiten de eigen gelederen “werknemers’ zal betrekken want veel partijen hebben uiteindelijk een personeelsprobleem (zie pg 34).

 

Dat D66 meer moeite heeft om kandidaten te vinden, kan deel verklaard worden uit de werkwijze van de partij. Wijbrandt stelt expliciet de vraag of de politiek partij de zingevingbehoefte van vroegere zuil/gezindte gaat overnemen. Hierop worden een aantal opmerkingen gemaakt. Een D66 geeft geen antwoorden op zingevingvragen terwijl ze dat in zekere zin wel invult alleen noemen wij dat dan ‘pragmatisch’. Toch zal een ‘gemeinschaft’ opgebouwd moeten worden. Als er ca. 50.000 mensen  nodig zijn voor het invullen van de diverse functies in besturen, commissies enz. én de gemiddelde duur van een partijlidmaatschap is 5 jaar, dan is dat mogelijk problematisch voor de kwaliteit en representativiteit van het politiek-maatschappelijke draagvlak. Dan gaat het helemaal fout als –zelfs- de leden elkaar al niet meer kennen, laat staan dat de burger zich niet herkent in gekozen vertegenwoordigers. vKemenade wil partijen partijdiger maken en de machtsbalans naar de leden verschuiven.

 

Zingeving achten sommigen echter niet een zaak van een politieke partij en leggen een relatie tussen single issue partijen en de zingeving. Toch zou in de gemeinschaftsgedachte cf Tönnes een plaats voor zingeving zijn binnen een politieke partij i.t.t. het gesellschaftsbegrip als plaats van organisatie van verschillende gemeinschaften. Wijbrandt meent dat dat meer baat/betrokkenheid voor de leden cruciaal is, als die bijdragen aan het product/proces van de partij. Een deel van de vergadering meent dat een politicus een bepaald rijpheid/ervaring moet hebben, een bepaald persoonlijkheidstype. Wellicht moet het als een beroep gezien worden. De politicus heeft altijd met een aantal spanningsrelaties te maken: die competitie en coöperatie, die van realisme (wat is er te nú te winnen) en (partij) idealisme (waar staat de partij voor), historisch gegroeide relaties tussen achterban-afdeling en de rest van de organisatie enerzijds, en nieuwe communicatiemiddelen die kortere lijntjes mogelijk maken. Wie een kandidatuur overweegt, moet nú al gaan kijken om te zien hoe het er aan toe gaat, zich engageren en voorbereiden op die beroepsrol.

 

Heeft democratie partijen nodig? Hebben partijen leden nodig? Ja en ja, zo meent de vergadering maar ziet ook dat de “5 i’s” trends zijn die een krachtige tegenstroom bieden. [De 5’s verwijzen naar de langdurige trends in de samenleving die Paul Schnabel (SCP) benoemde als: Individualisering, Internationalisering, Intensivering, Informalisering en Informatisering.] Iemand als vKemenade zou voor thematische afdelingen pleiten maar tegenwoordig is dat niet meer nodig. Iemand kan alles weten; alle bronnen zijn beschikbaar. Thematisering kan zelfs gevaarlijk zijn omdat het verkokering in de hand werkt; er zijn juist generalisten nodig.

 

Als we terug gaan naar de ledenbestanden is anno 2009 [zie pg 20, ROB] nog maar 2,5% van de kiesgerechtigden lid van een politieke partij; daarvan is ca 15% in enigerlei vorm actief. Bij de gemiddelde verblijfsduur van 5 jaar betekent dat veel wisselingen, waarschijnlijk om een verschillende redenen. Wat betekent dat voor een partij in termen van proces en product om leden te verwerven en te behouden? Hoe lever je dan een constante (hoge) kwaliteit? Veel mensen in de politiek hebben vaak niet precies de juiste kennis en deskundigheid ook al is er vaak sprake van een hoger opleidingsniveau. Want het gaat vaak om afbakeningen: juridische, bestuurlijk, financieel. Waar ga je als politicus/gremium wel/niet en hoe koppel je heen en weer terug naar de hogere/lagere niveaus in de keten, hoe organiseer je het praten voorafgaande aan een beslissing, hoe koppel je bijv. de LAR-uitkomsten terug naar de achterban. Communicatie is de kern!

 

In die communicatie/interactie ziet Wijbrandt dat er geen relatie is tussen het regionale en het lokale bestuur. Er is wel een relatie tussen landelijk en regio en tussen landelijk en lokaal maar de communicatie tussen regio en lokaal is nihil met ‘tijd’ als een belangrijke factor. Ook ontbreekt het aan ‘nutsbevestiging’ in de partij en politiek; de bevestiging dat het - het allemaal waard is en toegevoegde waarde biedt. Wat maakt een partij interessant? Wat het ook is, het moet ‘fun, feasable & free’ zijn; zowel in ‘product’  als in ‘proces’. De voorzitter noemt in dit opzicht de intrinsieke satisfactie die het persoonlijke contact van mensen biedt, die elkaar geregeld treffen. De vergadering merkt op dat dit dus veel tijd kost en motivatie, juist in een tijd dat tijd schaars is net als de motivatie om partijdingen te doen. Elke politicus moet nu zelf status veroveren in weerwil van negatieve omgevingsomstandigheden.

 

Het ‘hora est’ valt en de vergadering besluit om via de mail over de diverse aanbevelingen voor de Haagse kaasstolp verder te discussiëren en bij de volgende vergadering dit discussiepunt af te ronden.

 

29/8  Denk internationaal – handel lokaal

Wat betekent de ‘one liner’ Denk internationaal – handel lokaal? Wat betekent dat voor resp. D66-eu, -nl, -prov, -regio, -afd? Wat zouden verkiezingsprogramma’s er over te melden hebben? Als achtergrondmateriaal wordt gewezen op de div. discussies op d66plein en op enkele columns (energie & water) op afd. site van www.d66utrechtseheuvelrug.nl, artikelen over Europa (‘Vijftig jaar EU, het jaar 2050 en het Horizonscan-project (HSP)’; www.horizonscan.nl/uploads/File/bv2050(4).pdf).

·        EU-niveau/nationaal niveau: de discussie gaat over een federalistisch versus een confederatief Europa waarbij resp. macht (gedeeltelijk) wel of niet gecentraliseerd wordt. Hoewel NL wel mee kan gaan in fed-EU (div. lidstaten zijn niet bereid dat te doen; zij kiezen voor samenwerking zonder machtsoverdracht). Denk internationaal betekent in die context vooral: denk fed-EU. Vanuit die positie kan er nml. effectief tegenspel geboden worden tegenover de wereldmachten zoals de VS en anderen. Vaak wordt ook de uniekheid van de EU vergeten; ontstaan uit wilsovereensteming (gesellschaft), niet vanuit een externe druk zoals een NAVO.

De vergadering deelt deze visie maar er worden wel kantekeningen geplaatst. Als de EU een fed-rol aanneemt, dan is de bijdrage is de bijdrage in de wereld niet anders dan die van een VS, China of een Rusland. Gelet de columns over aanstaande energie-, water- en voedsel- en andere problematieken, ontbreekt het concept van een Europa als een open overleg- en coördinatie- en bemiddelingsplatform voor conflicten en andere internationale problemen.

·        Provincies; denk internationaal – handel lokaal? Voor de provincies speelt de one liner als het gaat om de euregio’s en de vanouds bestaande culturele, sociale en economische relaties tussen mensen en organisaties aan de ene en aan de andere kant van de “grens die er een keer zomaar tussen is gekomen”. Maar het speelt ook als bijv. een provincie Drenthe op de Molukken een drinkwatervoorziening realiseert. Zo hebben ook Noord- en Zuid-Holland relaties met overzeese gebieden enz.

·        Gemeente/stad/afdelingen. Het internationaal denken en lokaal handelen kan op gemeentelijk cq afdelingsniveau betekenis hebben binnen de relaties/portefeuilles die onderhouden worden met zustersteden; er valt veel te leren van elkaar. En natuurlijk in de richting van Europa; Brusselse regelgeving bespaart veel gemeentes veel werk zodat niet in elke gemeente hetzelfde wiel uitgevonden hoeft te worden op tal van terreinen. Anderzijds; aan de Europ. aanbestedingsregels moet bijtijds gedacht worden voorafgaand aan wervingsactiviteiten voor de levering van producten en diensten (van substantiële omvang).

 

 

28/11   Populisten.

Inleiding: Populisten ontlenen vinden hun aanhang onder burgers die zich miskent en veronachtzaamd voelen. Populisten aanvallen versterkt de band van miskenning en afgewezenheid tussen aanhang en populist en is daardoor contraproductief. Het gaat er om inhoudelijk te reageren op dat wat o.m. populisten agenderen.

 Discussie: De vergadering beziet de opkomst van en de houding t.o.v. politieke populisten , i.h.b. 'Wilders', in het licht van de beeldvorming in verkiezingstijd. In de verkiezingstijd zullen andere partijen Pechthold met Wilders associeren (Rutte: Wildes en Pechthold hebben elkaar nodig voor profilering; of kwetsbaar maken (Bos: Pechthold heeft heel rechtse idee?n). Dat is gebruik maken van populisme; Het antwoord moet zijn inhoudelijk oop de kwesties in gaan, de mensen wier zorg ze zijn aanspreken.

Advies: Wilders aanvallen versterkt zijn campagne en verzwakt de eigen positie. De kwesties die hij agendeert moeten inhoudelijk beantwoord worden, over het hoofd van de populist heen naar de kiezers die zich er zorgen over maken. Er is gesproken over 'Arbeid in de toekomst', o.m. n.a.v. de SER-publikatie daarover. Advies: Er is een omslag van denken en werken nodig. De benadering is nog steeds eenzijdig: geschikt maken van de mens als maatschappelijk productiemiddel ('employability) . Dat moet worden geschikt maken van de maatschappelijke functies voor mensen met zeer diverse en veranderlijke capaciteiten en kwaliteiten, zo, dat zij bevredigend hun productieve loopbaan kunnen afronden. De leeftijd waarop afgeroind wordt moet zoveel mogelijk is samenspraak met de persoon worden gepland.

 

Belastingen en douane-unie

 

 

Economische en financiële zaken

 

 

Gezondheid en consumentenbescherming

 

 

Informatiemaatschappij en media

.

 

Interne markt en diensten

 

 

Justitie, vrijheid en veiligheid

 

 

 

 

Landbouw en plattelandsontwikkeling

 

 

Mededinging

 

 

Milieu

 

 

Ondernemingen en industrie

 

 

Onderwijs en cultuur

 

 

Onderzoek

 

 

Regionaal beleid

 

 

Vervoer en energie

 

14/2 Energieorganisaties en beursnoteringen

 Inleiding Zie voorbereiding van marijke, Cees licht inleidend toe. Aan de hand van een voorbeeld uit Hoogeveen waar de energiemaatschappij (fonetisch: Rendo) verkocht was, mede door toedoen van M-EZ Brinkhorst. Er blijken ook nadelen te zijn zoals het Z-Hollandse Leemhuis debacle leerde.

In de discussie komt naar voren dathet netwerkbeheer cruciaal is voor de energievoorziening. De kern van het probleem daarin nog altijd is dat het energiesysteem nog steeds uitgaat van weinig grote aanbieders en niet van veel klein. Dat dit ook anders kan, blijkt in Duitsland waar de technologie werkt zodat kleine energie-eenheden overtollige energie terug kunnen leveren aan het net. De vergadering vraagt zich ook af –in de huidige situatie met grote leveranciers-  wat middelen de staat/regering zijn in het geval van een calamiteit (bivj. Staat van beleg) als de energiemaatschappij beursgenoteerd –privaat-  is; zie het UK. In het UK is er nog maar één staatsbedrijf, de rest is buitenlands.

De vergadering constateert dat wb. energiemaatschappijen er op dit moment geen ‘urgentie’ is; het ‘window of influence’ is gepasseerd. Echter, gelet de reorganisatie bij en overhevelingen van taken van rijk naar provincie cq gemeente en bijbehorend flankerend beleid, is e.e.a wel relevant. Niet alle producten-diensten zijn geschikt voor privatisering; eerder als producten-dinesten ‘persoonlijk’ zijn, minder als ze onpersoonlijk-generiek zijn. Een groot zorgpunt is dat bij verkoop, een publieke vertegenwoordiger pover een enorm extra kapitaal-budget. Kunnen ze dat wel goed hanteren?

In concluderende zin meent de vergadering dat de privatisering in de energiesector gevolg heeft gegeven aan EU-afspraken. Consumenten hebben keuzevrijheid, dat is mooi. Maar als voorwaarden acht de vergadering het nodig te stellen dat: 1. aanbieders van producten-diensten streng aan de colportagewet gehouden moeten worden, 2. dat consumenten goed geïnformeerd moeten worden, en 3. dat privatiseringsacties bezien moeten worden op die dimensie van persoonsgebondenheid van het betreffende product of de dienst.

 

 

Visserij en maritieme zaken

 

 

Werkgelegenheid .soc.zaken&gelijke kansen

 

17/10     AOW-discussie

Inleiding. Het voorbereidende discussiestuk bevat tal van verwijzingen naar achterliggende, recente opiniestukken en bronnen. Gegeven een aantal overwegingen (financieringsmechnismen, aanstaande demografische verschuivingen e.d) worden integraal een drietal stellingen besproken:

a. Niemand is gebaad bij simplistisch "plak- en pleisterwerk" om de kool en de geit te sparen, het D66 voorstel om de verhoging van 65 naar 76 over een periode van 24 jaar is nuttig, constructief en moet gebeuren maar het is veruit niet genoeg;

b. Er moet verder vervolg gegeven worden aan het werk van de Cie Arbeidsparticipatie, aan te vullen met een verdere uitwerking van een kennis- en  beleidsagenda om kansen en keuzen voor een Vitale Vergrijsde samenleving in kaart te brengen.

c. Misschien moet of kan er tot 70 of 85 jaar gewerkt worden…maar niet 50 uur per week! Want er staan ook nog ca 1 mln beroepskrachten met de handjes omhoog: werkloos of x% arbeidsgeschikt.

Discussie. De vergadering stelt dat het vraagstuk breder bekeken moet worden dan in de huidige discussies en –te simpele- voorstellingen van zaken het geval is. Pieter licht .e.a. toe naar aanleiding van zijn rondgedeelde notities. Bottom line: “In de discussie blijkt steeds weer dat men de maatregelen op zijn eigen cohort betrekt terwijl deze juist getroffen worden om de basisvoorziening AOW voor latere generaties in stand te houden”. De standpunten van Halsema en Jongerius passeren de revue. Uitgaan van het aantal gewerkte jaren is nadelig voor de mantelzorgers. Bovendien verzuimt het publieke debat op te merken hoeveel vrijwilligerswerk er door ouderen wordt gedaan, na hun pensionering. En dat in veel bedrijfstakken er sowieso niet tot en met het 65e jaar gewerkt wordt (Philips-60, Defensie 55). Wie naar de statistiek kijkt (CBS Jaarboek 2008, tabel 1.11, pg 17) ziet de netto-arbeidsparticipatie voor 50-55 jarigen snel kelderen van ca 75%naar ca 25% voor 60-65jarigen. [pm  Bernard zal bespreking van CBS-Jaarboek 2009 rondsturen.] Deels zal dit door ‘zwaarte’ van het werk komen maar waarschijnlijk meer door een HR-beleid dat ouderen naar buiten schuift. Vaak met regelingen en anders zit die laatste groep met de brokken; geen volledig opgebouwd pensioen enz. enz. Daarnaast rijst de vraag hoe het met de ca 1mln zzp’ers moet. De insteek van Jongerius –zwaarte van werk moet individueel bepaald worden- vindt bijval bij de vergadering. Er zijn gewoon te veel variabelen in het spel om zoiets goed te beoordelen, anders dan individueel. De vraag moet dan zijn of betrokkene over 10 jaar het werk nog steeds aankan. Zo niet, dan is tijdig actie geboden voor de werknemer. Uit onderzoek zou blijken dat mensen een switch maken rond hun 40e. Van deadline-gericht werk vóór hun 40e, zoeken ze na hun 40e juist de kwaliteit.

De vergadering zoomt in op de relatie AOW-pensioenen; de eerste is generiek van aard, de tweede individueel. Als punt van orde wordt gevraagd wat we met het resultaat van de discussie gaan doen. De pap is immers al gestort, ook al moet e.e.a. nog langs de TK en de EK. Dat betekent dat er nog beïnvloeding mogelijk is.

Terug naar de discussie, wordt de optie van flexibele pensionering besproken. De vergadering ziet daarbij de nodige administratieve lasten en moeilijkheden en toont zich geen voorstander. Eén leeftijd schept admin.duidelijkheid; incl.gelijke leeftijd voor pensioen en AOW. Bernard bepleit een langere horizon om de thematiek te bezien; 30-50 jaar en mede in het licht van veranderende verhoudingen tussen ‘groen, werk en grijs’. De verhouding werkenden-nietwerkenden zal in de toekomst verschuiven van 4:1 naar 2:1 (Zie rapport van de Cie Arbeidsparticipatie). Cees memoreert dat er ook ouderen zijn (geweest) die onder morele druk zijn (worden) gezet om het werkplek af te staan aan een jongere en dat het niet rechtvaardig/juist is om hen daarvoor te benadelen in hun pensioenrechten.

De discussie in de vergadering begint via 2 lijnen te lopen. Aan de ene kant is individugerichte realiteitszin leidend. Er wordt geconstateerd dan er geen werkplekken zijn voor ouderen, dat 40+ers al moeilijk plaatsbaar zijn, dat de slaagkans voor 50+ers om nieuw werk te vinden 2% is en dat –onder verwijzing naar een documentaire over de situatie in Duitsland- ouderen letterlijk vroegtijdig een pre-pensioen ingepest worden; soms met zeer grove middelen (porno dumpen op de pc van de oudere). In Nederland spelen ook kwetsende situaties rond 40- en 50+, ervaren jongere ‘blijvers’  niet-vertrekkende ouderen als hindernis, is er sprake van pesten op de werkvloer (30%) en worden slachtoffers zelf daders, vallen voor bv. seniore academische medewerkers ineens alle diensten weg terwijl ze zich vaak geestelijk, lichamelijk als vakmatig volstrekt ongemakkelijk ‘weggezet’ voelen in het gepensioneerden-vak van de publieke tribune. Voorts speelt dat zwaarte eigenlijk alleen individueel bepaald kan worden. De bedrijfsarts heeft mogelijk een belangrijke rol maar de wijze van invulling van die functie  wisselt sterk. Gelet de leeftijdsdiscriminatie en de pensioengevolgen voor mensen die bijv. na hun 50e werkloos raken en werk moeten zoek, moet als regel gelden dat wanneer zo iemand 3 jaar zoekt en niks vindt, toch zijn volledige pensioen moeten krijgen.

De andere lijn zoekt naar betaalbaarheidsoplossingen en de parameters daarvoor voor de collectieve voorziening; intrede- en uittredeleeftijd (voor academici vaak later), zwaarte van functies, hoeveelheid werkjaren (binnen, cq buiten Nederland), koppeling (gelijke) leeftijden AOW en pensioen. Heel even wordt nog de basisionkomensvoorziening aangestipt. Onder verwijzing naar een artikel van W. Heeringa en Lans Bovenberg (ESB, 21/8/2009; Langer leven, later AOW), wordt de optie genoemd van een bepaalde constante index in de verhouding van bijdragende en begunstigde jaren.

De beide lijnen komen bij elkaar in het voorstel van Gerben om het advies van het Seniorenplatform over te nemen. Dat voorstel heeft als kenmerken: koppeling leeftijden AOW-Pensioen blijft (gelijk), leeftijdgrens naar 67 en daar boven moet het flexibel zijn naar keuze van de betrokkene.

Conclusie en advies. Dit voorstel wordt door de vergadering overgenomen met een aantal kanttekeningen. Zo moet de ophoging geleidelijk gaan (een maand per jaar), leeftijdsdiscriminatie tegen gaan en moet de individuele keuze richtinggevend om het uittredemoment te bepalen (om ‘zwaarte’ goed te kunnen hanteren). En het oog moet op de toekomst gericht worden: de groei van het aantal manjaren van robots en robotprocessen moet mee genomen worden in de calculaties (en financieringssystemen AOW en pensioenen.

 

 


 

Organisatorisch

(alfabetische volgorde)

 

Elke vergadering: rondje platformen, regio’s enz.

Binnen de partij is het nuttig om zicht te houden op elkaars activiteiten en initiatieven. Elke vergadering is ‘Rondjes’  een vast agendapunt. Dan wordt in de groep nagegaan wat bekend is van de activiteiten van andere platformen, van de regio’s en van (aanwezige) afdelingen. Tevens wordt in gegaan op belangwekkende nationale ontwikkelingen (en Europese).

Veelal is er een kleine voorbereiding geweest via een internetscan door de secretaris via het onderstaande lijstje.

 

Overige platformen van D66 leveren mooie dingen, wat betekent dat voor het NAP?

Regio’s van D66 leveren mooie dingen, wat betekent dat voor het NAP?

Platformen

www.d66.nl/platforms

 

Bijeenkomst/actie?

Opmerkingen?

www.d66bestuurlijkevernieuwing.nl

 

 

www.d66cultuurmedia.nl/

 

 

www.d66duurzameontwikkeling.nl

 

 

www.d66europa.nl/

 

 

www.d66integratie.nl

 

 

www.d66internationaleveiligheid.nl

 

 

www.d66internationalezaken.nl

 

 

www.d66kenniseconomie.nl

 

 

www.liberaal.info

 

 

www.d66ruimte.nl

 

 

www.d66sociaalbeleid.nl  

 

 

www.d66volksgezondheid.nl

 

 

i.o. Seniorenbeleid

 

 

i.o. www.d66vmrechten.nl/

 

 

i.o. Nationaal Advies Platform www.bjernv.dds.nl/platform.html

 

 

Rebellenclub

 

 

 

Regio’s
Bijeenkomst/actie?

Opmerkingen?

  1. www.d66drenthe.nl

 

 

  1. www.d66flevoland.nl

 

 

  1. www.d66fryslan.nl

 

 

  1. www.d66gelderland.nl

 

 

  1. www.d66groningen.nl

 

 

  1. www.d66limburg.nl

 

 

  1. www.d66noordbrabant.nl

 

 

  1. www.d66noordholland.nl

 

 

  1. www.d66overijssel.nl

 

 

  1. www.d66regioutrecht.nl/

 

 

  1. www.d66zeeland.nl

 

 

  1. www.d66zuidholland.nl

 

 

Afdelingen

http://www.d66.nl/listcontrol/?page=list&change_list=1

 

Moois van D66 (www.d66.nl) en van Sophie www.sophieintveld.nl

 

Moois uit de EU

DG-lijstje zie http://www.europa.eu.int/comm/dgs_nl.htm

1

Belastingen en douane-unie www.europa.eu.int/comm/dgs/taxation_customs/index_nl.htm

 

2

Economische en financiële zaken www.europa.eu.int/comm/dgs/economy_finance/index_en.htm

 

3

Gemeenschappelijk centrum voor onderzoek www.jrc.cec.eu.int/

 

4

Gezondheid en consumentenbescherming www.europa.eu.int/comm/dgs/health_consumer/index_en.htm

 

5

Informatiemaatschappij en media www.europa.eu.int/comm/dgs/information_society/index_en.htm

 

6

Interne markt en diensten www.europa.eu.int/comm/dgs/internal_market/index.htm

 

7

Justitie, vrijheid en veiligheid www.europa.eu.int/comm/dgs/justice_home/index_en.htm

 

8

Landbouw en plattelandsontwikkeling www.europa.eu.int/comm/dgs/agriculture/index_nl.htm

 

9

Mededinging www.europa.eu.int/comm/dgs/competition/index_nl.htm

 

0

Milieu www.europa.eu.int/comm/dgs/environment/index_nl.htm

 

1

Ondernemingen en industrie www.europa.eu.int/comm/dgs/enterprise/index_nl.htm

 

2

Onderwijs en cultuur www.europa.eu.int/comm/dgs/education_culture/index_nl.htm

 

3

Onderzoek www.europa.eu.int/comm/dgs/research/index_nl.html

 

4

Regionaal beleid www.europa.eu.int/comm/dgs/regional_policy/index_nl.htm

 

5

Vervoer en energie www.europa.eu.int/comm/dgs/energy_transport/index_nl.html

 

6

Visserij en maritieme zaken www.europa.eu.int/comm/dgs/fisheries/index_nl.htm

 

7

Werkgelegenheid, .soc.zaken&gelijke kansen www.europa.eu.int/comm/dgs/employment_social/index_en.htm

 

 

 

24/1 NAP-relatie met de partij

Inleiding Marijke licht het gestelde (mail 19/12) in de voorbereiding van dat punt toe. Kern: doet de partij iets met de inbreng van de platformen? Zo ja of nee: hoe kan dat verbeterd worden? In de discussie zijn verschillende geluiden te horen. De kern blijkt te zijn dat fora invloed kunnen uitoefenen en dat de partij iets met de input doet als de ‘timing’ goed is. Het zou handig zijn om een formeel platform te worden ivm de mogelijkheden op een zaaltje te huren als er sprekers uitgenodigd worden. Daarnaast  lijken sommige fora het idee te hebben dat zij voor bepaalde zaken geconsulteerd móeten worden omdat anderen ‘er niet over gaan’. Dat kan soms nuttig zijn voor specialistische input maar wellicht niet voor de integrale afweging van belangen die de specialistische invalshoek overstijgen en die het draagvlak moet kunnen hebben van het brede publiek. Voor een breder draagvlak is de blikverruiming van de generalist te prefereren boven de blikvernauwing van de specialist .

Concluderend besluit de vergadering dat de secretaris per mail de overige NAP-platformleden die nog geen lidmaatschaps-verklaring retour gestuurd hebben zal benaderen met het verzoek dit alsnog te doen zodat het NAP i.o. wellicht een formeel platform van de kan worden en daarmee ook meer armslag kan krijgen.

 

 

 


NAP-leden 2009

 

 

-Wie zijn wij

 

 

Het platform telt leden, afkomstig uit de diverse regio’s. Er is een ‘dagelijks bestuur’ dat gekozen uit het midden van het platform en bestaat uit vijf mensen. In de lijst treft u kort de basisgegevens aan van de leden.

 

 

Wij zijn alle lid van

D66.

 

 

 

De organisatie van

het platform is voorlopig in handen van vijf presiderende leden:

-         Vz: Kees Slottje; c.slottje@hccnet.nl ;

-         2e Vz. FerdinandPleyte dzd.art@planet.nl

-         secr: Bernard Verlaan bjernv@dds.nl

-         vacant

-         vacant

 

Na de startbijeenkomst op 8 februari 2003, wordt een nieuw vijftal gekozen. Deze vijf leden te samen (interim) worden het bestuur of het presidium *) genoemd.

Nadat het platform een formele status krijgt, zal er een nieuw bestuur gekozen worden en treedt het interim bestuur af.

 

*) Hierover moet nog besloten worden.

 

 

(overige) leden zijn voor/van

Groningen

Verklaring van NAP-lidmaatschap   

 

 

J. D. DE VRIES  

JA

 

 

J.C.L. de.Vries 

JA

 

 

WIJBRANDT VAN SCHUUR

Was een deel van het jaar geen lid D66

 

 

Fryslân

 

 

 

 

 

 

 

Drenthe

 

 

 

(Vz: Kees Slottje;

JA

 

 

Overijssel

 

 

 

 

 

 

 

Gelderland

 

 

 

Simon Hejan

 

 

 

Frits Slingerland

 

 

 

Utrecht

 

 

 

(secr: Bernard Verlaan bjernv@dds.nl )

JA

 

 

Ale van Elmpt

JA

 

 

Pieter Ullersma

JA

 

 
Noord-Holland

 

 

 
 

 

 

 
Zuid-Holland

 

 

 
 

 

 

 
Zeeland

 

 

 
A HIJGENAAR

JA

 

 
Noord-Brabant

 

 

 

M.C. de Jong

JA

 

 

Marijke Maathuis 

 

 

 
Limburg

 

 

 
J.W. BERTENS

JA

 

 
Flevoland

 

 

 

Gerben van der Woude

JA

 

 

 

NAP vergaderingen 2009 (samenvattingen)

 

2009

 

 

28/11

De opkomst van en de houding t.o.v. politieke populisten , i.h.b. ‘Wilders’, is besproken in het licht van de beeldvorming in verkiezingstijd. Advies: Wilders aanvallen versterkt zijn campagne en verzwakt de eigen positie. De kwesties die hij agendeert moeten inhoudelijk beantwoord worden, over het hoofd van de populist heen naar de kiezers die zich er zorgen over maken. Er is gesproken over ‘Arbeid in de toekomst’, o.m. n.a.v. de SER-publicatie daarover. Advies: Er is een omslag van denken en werken nodig. De benadering is nog steeds eenzijdig: geschikt maken van de mens als maatschappelijk productiemiddel (‘employability) . Dat moet worden geschikt maken van de maatschappelijke functies voor mensen met zeer diverse en veranderlijke capaciteiten en kwaliteiten, zo, dat zij bevredigend hun productieve loopbaan kunnen afronden. De leeftijd waarop afgerond wordt moet zoveel mogelijk is samenspraak met de persoon worden gepland.

17/10

Naast ontwikkelingen over nieuwe leden aanwas, kandidatuurstellingen en dergelijk, is de AOW-discussie aan de orde geweest. De vergadering besluit het advies van het Seniorenplatform over te nemen met een aantal kanttekeningen en dit per brief te melden aan het LB en de diverse vertegenwoordigers.  Zo moet de ophoging geleidelijk gaan (een maand per jaar), leeftijdsdiscriminatie tegen gaan en moet de individuele keuze richtinggevend om het uittredemoment te bepalen (om 'zwaarte' goed te kunnen hanteren). En het oog moet op de toekomst gericht worden: de groei van het aantal manjaren van robots en robotprocessen moet mee genomen worden in de calculaties (en financieringssystemen AOW en pensioenen).

29/8

Er is (nogmaals) nagesproken over lopende zaken: Tönnies idee over Gemeinschaft en Gesellschaft besproken als ‘democratie-ordenende grondslagen’ (mede in relatie tot een effectieve respons in de richting van een PVV) en over de afhandeling van de  discussie n.a.v. de WRR’s Staat van Democratie. Het centraal onderwerp was de betekenis van de partijlijn ‘Denk internationaal – handel lokaal’ voor de verschillende geledingen van de partij op EU-NL-niveau, provinciaal, gemeentelijk.

13/6

Resumé. Er is opnieuw uitgebreid gesproken over de ROB notitie (Democratie vereist partijdigheid). De vergadering komt niet tot een resolutie van de uitdaging om handvaten te vinden om tot een grotere en levendigere 'partijdigheid' -i.e. politieke betrokkenheid-  te komen, overziende de bedenkelijke tendensen van sterk teruglopende politieke geëngageerdheid (in termen van lidmaatschap van een politieke partij en actieve inzet binnen/voor een partij). Over het gehele, brede politieke spectrum blijkt dat nog maar 2,5% van de kiesgerechtigden lid van een politieke partij (gemiddeld verblijfsduur: 5 jaar). Daarvan is ca 15% in enigerlei vorm actief. De vergadering besluit de discussie via de mail voor te zetten.

9/5

Er is constaterend en reflecterend gesproken over de ROB-rapport "Democratie vereist partijdigheid" (Van Kemenade et al.,2009) in relatie tot de eerder besprokene Staat van de democratie. Aan de orde kwamen kwesties als:

1. de lage opkomstcijfers en wat dat betekent voor representativiteit en democratische legitimiteit

2. het geringe ledental van politieke partijen

3. de opkomst van partijen zonder leden en populistische persoonslijsten.

4. De sterk fluctuerende kiezersgunst.

5. Diploma en media democratie

6. Deliberatieve democratie een noodzakelijke vernieuwing?

4/4

Resumé. Er is gesproken over de WRR-studie 'Staat van de Democratie', aan de hand van inleidingen op de diverse hoofdstukken over deliberatieve, representatieve en de concensusdemocratie. En idem over de kwesties van politieke identificatie en politiek burgerschap. Diverse spanningsrelaties worden opgemerkt: identificatie met het (brede) publiek is iets anders dan met een bepaalde achterban, politiek 'betrokken' is iets anders dan politiek 'actief', politieke emotie is iets anders dan politieke ratio, signaleren/agenderen behoeft geen deskundigheid maar het maken van een goede probleemanalyse/werkplan wel, de persoon van de politicus-bestuurder is een andere dan zijn rol/functie. De vergadering besluit e.e.a. laten bezinken en de discussie bij de volgende vergadering voort te zetten.

14/2

Resumé. Er is gesproken over 'Energieorganisaties en beursnoteringen' En de discussie over de Liberale grondslag is voortgezet. Op het eerste punt, meent de vergadering dat de privatisering in de energiesector gevolg heeft gegeven aan EU-afspraken en dat consumenten keuzevrijheid hebben. Maar ze acht ook voorwaarden noodzakelijk, nml.: 1. dat aanbieders van producten-diensten streng aan de colportagewet gehouden moeten worden, 2. dat consumenten goed geïnformeerd moeten worden, en 3. dat privatiseringsacties bezien moeten worden op die dimensie van persoonsgebondenheid van het betreffende product of de dienst.

De discussie over de liberale grondslag leidt tot het besluit de WRR-studie 'Staat van de Democratie' als basis te nemen voor een bredere discussie over democratie, waarbij ook andere platformen uitgenodigd zijn, bekendmaking ook via bvmail.

24/1

Resumé. Tijdens de vergadering van 24/1/09 is gesproken over het concept programma voor de Europese verkiezingen, over de grondslagen van het liberalisme aan de hand van het Rawls’ Een theorie over rechtvaardigheid (1974) en Cladis’ A Communitarian Defense of liberalism, Emile Durkheim and contemporary contract theory (1992) en over de rol en positie van platformen in relatie tot beïnvloeding van de partijgremia en -vertegenwoordigers.


 

 

Terug naar hoofdpagina Nationaal Advies Platform