Finale versie

4 maart 2006

 

 

 

 

 

Lange termijn agenda NAP,

politiek-bestuurlijke advisering D66

 

 

 

(Voorlopig; wijzigingen voorbehouden aan het Bestuur/Presidium)

 

 

 

 

 

Wat wil D66

 

op wereld wijd niveau: 3

op Europees niveau: 4

op nationaal niveau: 7

op provinciaal niveau: 8

op gemeentelijk niveau. 9

op het niveau van alle burgers/kiezers. 10

 

 

 


Inleiding

 

The prime directive for any social liberal is to create maximum freedom of choices for well informed individuals in a maximally transparent political framework. It is believed this creates a maximum of opportunities to realize a maximum well being possible for every individual and for the greatest number of them.

 

 

Het najaarscongres te Maastricht van 2003 is de directe aanleiding geweest voor het platform om een 'position paper' te formuleren. Dat moet dan dienen als leidraad voor de agendavorming en ontwikkeling. Het heeft even geduurd voordat de juiste aanpak gevonden was, maar het is gelukt.

 

Dit document is in 2005 via discussie tot stand gekomen. De leden van het D66-Nationaal Advies en discussieplatform D66-leden hebben per vergadering de toekomst van één politiek-bestuurlijk niveau centraal gesteld. Op basis van bij voorkeur gezaghebbende studies, is er gediscussieerd. Steeds was de vraag:  De toekomst van de …: wat wil D66 met …? Wat voor een … wil D66?” 

 

Op de plaats van de puntjes stond achtereenvolgens ‘Europa, Nederland, provincie, gemeente’. Op dezelfde manier werd ook ingegaan op 1. de wereldproblemen; het politiek-bestuurlijk stapje voorbij het EU-niveau waar de politieke partij-invloeden eindigen. En op 2. de toekomst van individuele mensen; daarbij wordt de brug met 2006 gelegd.

 

Deze politieke verkenning zal dienen als basis om een ‘long list’ van bekende en onbekende belangrijke, politieke kwesties, thema’s, dossiers en portefeuilles te noemen voor het kiezen van agendapunten voor het NAP in de komende jaren.

 

D66 Nationaal Advies- en discussieplatform (NAP)

(www.bjernv.dds.nl/platform.html)

Maarsbergen, 4 maart 2006

Contactpersoon: Bernard Verlaan (Secretaris)

 

 

 


 

op wereld wijd niveau?

Als basis voor de discussie diende een webpagina met een lijst van grote of gezaghebbende onderzoeken naar de diverse wereld problemen. De quick scan is te vinden op  www.bjernv.dds.nl/WP.html.

Hiervan wordt eerst de (Engelstalige) intro van gegeven, gevolgd door de discussie en de uitkomst van de discussie in het platform in de vorm van een motie.

 

Intro

World peace? Saving the planet? Eternal personal growth for all? Noble goals no doubt. As in any country, there are all sorts of within country ideological tensions around social, ethnic, racial, religious, political, political and territorial issues (type I) to be resolved to begin with. However, time is running out on type II issues (the “Greenpeace” stuff). The information provides a quick and dirty review and between brackets: estimates for the remaining time to resolve the issue before really massive problems arise. *)

 

No doubt some of these sources are disputed for whatever reasons etc. etc. and no doubt there are better ones, that is however not the issue; what remains is that the overall picture is not too bright.

 

And in addition to that, there will remain a number of type III issues (the “UNESCO” stuff). These involve the access to certain assets like education, employment and intellectual and artistic self expression, if mankind would strive for the greatest happiness for the greatest numbers.

 

All in all, this means that it is logical to assume that mankind will not survive the near future. Perhaps it should settle for the first 20 years to begin with and address problems at a more local scale.

 

*) Though there seems to be enough time, this does not exclude that certain points of safe return, already have elapsed.

 

 

Discussie.

De mening wordt geopperd dat wereldwijde problemen een wereldwijde aanpak vereisen. Bijvoorkeur via een economische aanpak. Economische gelijkheid biedt mogelijkheden om problemen op te lossen. Als bijv. China zich echt gaat ontwikkelen zoals verwacht, dan heeft dat een ernstige invloed op de ontwikkeling van de wereldproblemen. De ‘type I’-problemen (social, ethnic, racial, religious, political and territorial issues) worden als explosief gezien. De ‘type II’-problemen als de ecologische en voor de ‘type III’-problemen wordt verwezen naar de UNESCO-idealen. Daarmee wordt voorbij gegaan aan veel andere ‘wereldanalyses’, denk aan het boek van Wolstein over ‘world systems’, de Gandrajeff cyclussen. De grote vraag die opduikt is: wat heeft prioriteit; economie of democratie. In China zouden zich bijv. afscheidingen kunnen voordoen. Welke cyclussen zullen zich als die van de US-dominantie voorbij is? Wolstein suggereert n.a.v. Afrika dat corruptie ontstaat waar niets te verdelen is. De EU-conventie is te zien als een vertrouwenssysteem voor toetreding tot de 21e eeuw. Het zal een keuze zijn voor EU-denken óf parochiaal denken. De algemene les uit de geschiedenis is dat de snelheid van veranderingen alleen te onderschatten is. In 1950 doeg de landbouw 30% bij aan het BNP, nu amper 3%. Zijn alle mensen nog wel nodig voor de productie van de benodigde goederen? In diverse gebieden is er sprake van grote werkeloosheid. Naast het probleem van de totale energiebehoefte is er het probleem van de verdeling. Maar werk betekent nog altijd welvaart in deze samenleving.

Er wordt een relatie gelegd met WO-II. De grotere politieke belangstelling leidde toen tot gedachtes aan een wereldregering, aan een wereld die slechts in bewaring is gekregen om door te geven aan de kinderen. Van de WP-problemen zijn de ecologische problemen het meest urgent. Bij uitputting van de bronnen zullen er ongetwijfeld alternatieven op duiken (vgl. het bonnensysteem tijdens WO-II). Er zullen altijd nieuwe kwalen/problemen ontstaan. Die ecologische problemen zijn allerminst academisch; er is reden tot pessimisme. Vergelijk immers hoe in de privé-sfeer met deze problemen om gegaan wordt; men beseft gewoon de omvang niet en ook niet dat men in ‘global village’ leeft. De Club van Rome lijkt nu toch gelijk te krijgen. Er zijn geen onbeperkte groeimogelijkheden. Het scenario lijkt op dat van Fukuyama ’s einde van de tijd en de nieuwe mens. Het nú is de bepalende push gedachte voor de technologische ontwikkelingen; wat kán, moet/mag ook kunnen. Willen we dat?

Conclusie: De cultuur moet er een worden van leren omgaan met beperkingen; dat kan de EU leren van de VS. In zekere zin wijzen rampen ons de weg, veel mensen zien dit echter niet. Aan de andere kant moet de kracht van kleinschalige oplossingen onderschat worden. Tegelijkertijd is er een noodzaak voor een ‘superordinate goal’; organiseer de wereld.

 

Conclusie en oproep

Nationaal Advies Platform, in vergadering bijeen op 9 april 2005 te Maarn:

constaterende dat:

-               er een veelheid aan wereldproblemen bestaat waarvoor politiek en bestuur binnen betrekkelijk korte termijn (10-50 jaar) adequate antwoorden moet ontwikkelen;

overwegende dat:

-               ecologische problemen de meest urgente zijn;

-               effectieve oplossingen in de economische sfeer gezocht moeten worden;

verzoekt het discussieplatform als uitkomst van de discussie aan de vertegenwoordigers van D66 in alle relevante geledingen en hoedanigheden dat zij de positie innemen dat:

-               de cultuur moet er een worden van leren omgaan met beperkingen;

-               de EU kan leren van de VS.

-               de kracht van kleinschalige oplossingen niet onderschat moet worden;

-               er een noodzaak is voor een ‘superordinate goal’ (organiseer de wereld);

en gaat over tot het volgende punt.  

 

PM

De vergadering merkt op dat de typologie en indeling in het overzicht, voorbij gaat en niet aansluit bij de gevestigde en gangbare indelingen in academische literatuur.

 

op Europees niveau

Als basis voor de discussie diende de CPB studie van 2003: ‘Four Futures for Europa’. Hiervan wordt eerst een korte samenvatting gegeven. Daarna de uitkomst van de discussie in het platform.

 

Intro

Als we over alle mogelijke kritieken en detailopmerkingen op de‘Four Futures for Europa’ (CPB, 2003) heen stappen die mogelijk zijn, dan hangt de toekomst af van twee kwesties:

-          Internationale samenwerking versus nationale soevereiniteit; hoe ontwikkelt zich de internationale samenwerking (de mate waarin naties bereid en vaardig zijn om samen te werken met grote internationale organisaties zoals een WTO en een EU):

-          Publieke versus private verantwoordelijkheden; hoe ontwikkelen zich de nationale instituties (de mate waarin zij de veranderende mix van publieke en private verantwoordelijkheden kunnen hanteren).

 

De verkenning komt hiermee tot vier scenario’s voor de toekomst: Sterk Europa; Regionale gemeenschappen; Global Economy; Transatlantische markt. In schema:


 

 

International co operation

 

 

 

 

Public responsibilities

A

Strong

Europe

 

D

Global

economy

 

 

 

 

Private responsibilities

 

Regional community

B

 

Transatlantic market

C

 

National sovereignty

 

 

Een snelle typering van de vier scenario’s laat het volgende zien.

A Strong Europe

de uitbreiding is geslaagd, de instituties slagen erin cohesie te bewaren

-          europa is de drijvende kracht achter internationale samenwerking (handel, armoedebestrijding, klimaatbeheersing)

-          de publieke sectoren (arbeidsmarkt, sociale zekerheid, publieke productie) in de diverse landen zijn selectief hervormd

-          dankzij vroegtijdige maatregelen wb. vergrijzing

B Regional community

de uitbreiding is mislukt, ook de instituties hebben zich niet aan kunnen passen aan veranderde verantwoordelijkheden

-          een kern van rijke EU-landen ontstaat, de wereld is verdeeld in handelsblokken en er is slechts bescheiden internationale samenwerking;

-          via collectieve arrangementen reguleren de Europese landen rechtvaardige verdelingen van welvaart en lokale milieuproblemen

-          gevestigde belangengroepen blokkeren hervormingsmaatregelen van de regeringen van de welvaartsstaat-arrangementen

 

C Transatlantic market

landen hebben hun souvereiniteit niet/nauwelijks opgegeven, Europese hervormingen hebben gefaald

-          de EU richt zich op de USA en transatlantische, economische integratie

-          de kloof tussen Noord en Zuid wordt groter

-          binnen Europa laat men meer en meer aan de markt over; dit versterkt technology gedreven groei

-          de erfenis van een grote publieke sector in Europa laat zich moeilijk hervormen. Nieuwe markten voor onderwijs en publieke verzekeringen zijn daardoor ondoorzichtig;

-          ouderen domineren de publieke markt

 

D Global economy

de uitbreiding en economische is totaal, nationale instituties zijn veelal gebaseerd op private initiatieven en marktgefundeerde oplossingen.

-          conflicterende belangen houden intensievere samenwerking met niet-lidstaten tegen;

-          klimaatbeheersing faalt;

-          EU regeringen richten zich op kerntaken zoals de productie van publieke goederen en de bescherming van persoonlijke eigendomsrechten, men onthoudt zich van herverdeling van inkomsten en van ingrepen in publieke verzekeringen.

 

De verkenning sluit af met een vergelijking (tabel 15.5) waaruit op slag blijkt dat het scenario Global economy het beste is, vanuit een sociale (werkgelegenheid) en een economische optiek (GDP, export). De figuren 15.3 en 15.2 brengen daarbij een paar nuances aan. Figuur 15.3;

-          een Strong Europe kent meer spreiding van rijkdom maar scoort veel lager op efficiency;

-          een Transatlantische markt is wel bijna net zo efficiënt als een Global Economy waar kent de grootste verschillen in rijkdom;

-          bij Regional Communities is rijkdom iets minder goed verdeeld dan bij de Global economy maar scoort daarbij het laagst op efficiëntie.

De spinnenwebfiguren in fig. 15.2 beoordelen de scenario’s op groei van de arbeidsproductiviteit, inkomensgelijkheid, energie efficiëntie en werkgelegenheid;

-          als energie efficiëntie het kind van de rekening mag zijn, dan gaat de keuze tussen Global Economy en Transatlantische markt;

-          wie de groei van de arbeidsproductiviteit wil laten schieten, heeft de keuze tussen Sterk Europe en Regionale Communities.

Voor een meer uitgebreide samenvatting; zie http://www.cpb.nl/nl/pub/bijzonder/49/

 

NB

Kritiek op de verkenning is dusver bewust achterwege gelaten. Op elke pagina is door specialisten ongetwijfeld een vrachtwagen aan opmerkingen te leveren. Het gemeenschappelijke punt in ± 200 vrachtwagens is dat de verkenning doorspekt is van de ongearticuleerde vooronderstelling dat het Walhalla uitbreekt als de vrije markt onbeteugeld en ongebreideld haar gang kan gaan.

Dat is een naïeve gedachte. Zoals bij een roulettetafel het balletje altijd wel ergens op een nummer valt (en de bank de grootste winnaar is), levert elke vrij (of vuil) spel van maatschappelijke krachten wel een resultaat op. Maar het is de vraag of de maatschappij gediend is met dat resultaat c.q. net als de gokker, de grootste verliezer is in het spel.

 

Conclusie en oproep

Voor ligt de kernvraag: welk Europa wil D66? En waarom? De vergadering merkt constaterende op dat het vraagstuk van welvaartsverdeling nauwelijks in het CPB-stuk naar voren komt, alleen bij ‘Strong Europe’ en overwegende, dat bij het vraagstuk publiek-privaat de verkenning miskent dat er bepaalde zaken zijn die zich er juist NIET lenen voor een private aanpak. Het stuk probeert iets tot één benadering te ordenen wat in wezen chaos is en wellicht ook chaos moet zijn; voor de economie zal een Global Market benadering de meest verstandige keuze zijn, voor defensie Strong Europe enz.

 

Het Europa van de toekomst zal bijv. cultureel een geweldig mengsel zijn van culturen waarbij het karakter van de EU -een netwerkstaat- geheel anders is dan dat van de V.S. en dus is ‘Regional Community’ de keuze die recht doet aan die verscheidenheid. Het stuk mist ook de effecten van voorspelbare ontwikkelingen (demografie, cultuurverschillen) en de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel (geen zaken bovennationaal regelen als die (beter) nationaal geregeld kunnen worden) binnen de EU. De vraag zal m.n. zijn hoe hard Europa zich achter de idealen van de westerse democratie zal opstellen; ken je culturele, historische relaties als netwerkstatenbond en ga daarvoor: de machtsvraag daarbij zal fundamenteler blijken dan onderhandelingsneiging! De culturele waarden van Europa (de “rechten” vrijheid en gelijkheid, en de “plicht” tot broederschap), zijn onderbelicht in de verkenning. De algehele keuze voor een ‘sterk Europa’ lijkt overigens wel een optie, gelet het artikel van King (Tony Blair’s Science Adviser) in Nature van 15 juli 2004

 

(pm  Het artikel van King toont de bijdrage van de (15) EU-landen t.o.v. de V.S; “15 countries of the pre-enlargement EU represented 37.12 per cent of all scientific publications, putting it ahead of its American competitors.” (http://ica.cordis.lu/search/index.cfm?fuseaction=news.simpledocument&N_RCN=22331&CFID=1490703&CFTOKEN=67826729 ))

 

De vergadering spreekt adviserend uit:

om te streven naar een stabiel en samenhangend Europa waarbij vervolgens, naar keuze, voor de verschillende beleidsterreinen en agendapunten verschillende scenario’s na te streven zijn; voor de economie de Global Market, voor de defensie een Strong Europe en voor cultuur dat van Regional Communities enz. In het toekomstige Europa moet er hárd gekozen worden voor de westerse democratische idealen, voor welvaartsverdeling (sociaal-liberaal en niet aso-liberaal,  lees VVD-liberaal).

 

 

op nationaal niveau?

 

Als basis voor de discussie diende de CPB studie van 2003: ‘‘Vier vergezichten op Nederland: Productie, arbeid en sectorstructuur in vier scenario’s’’. Hierbeneden treft u de intro, de discussie de uitkomst van de discussie in het platform.

 

Intro

Voor wie de Europa-discussie gemist heeft; Het CPB rapport ‘Four Futures for Europa’ suggereert dat de toekomst afhangt van de keuzes op twee kwesties: Internationale samenwerking versus nationale soevereiniteit en Publieke versus private verantwoordelijkheden. De CPB-verkenning kruist deze dimensies en komt hiermee tot vier scenario’s voor de toekomst: Sterk Europa; Regionale gemeenschappen; Global Economy; Transatlantische markt. (meer info: zie http://www.cpb.nl/nl/pub/bijzonder/49/). Het CPB heeft een vergelijkbaar onderzoek uitgevoerd voor Nederland: www.cpb.nl/nl/pub/bijzonder/55

 

Discussie. De vragen liggen voor: Wat wil D66 met Nederland? Wat voor een Nederland wil D66? Allereerst wordt geconstateerd dat voor de Nederlandse situatie dezelfde aanbeveling kan gelden als voor het EU-niveau; dwz. per dossier moet bezien worden of er meer volgens het ene dan wel het andere scenario gehandeld moet worden.  Wel worden de scenario’s Regionale economie en Sterk Europa ervaren als de meer wenselijk omdat de beide andere (resp. Transatlantische alliantie en Global Economy) zich wel sterk maken voor een ‘liberale wereld’ maar in asociale zin. Kennelijk is dat de ‘trade off’; van het sociaal met nihil economische groeiscenario naar asociaal met maximale econ. groei, dwz. van resp. regionale gemeenschappen, Transatlantische alliantie, naar Sterk Europa of –nog meer econ.groei-  Global economy scenario. Budgetdwang schijnt in het rapport belangrijker te zijn dan politieke keuzes en overwegingen.

Het gevoelen van de vergadering is: dan maar een tandje minder economische groei maar wel een fijnere samenleving (met nog altijd een econ.groei die goed genoeg is).

 

Over het rapport maakt de vergadering een aantal kritische opmerkingen: wat zijn de onderliggende parameters voor het rekenwerk, wat is de onderbouwing voor de diverse stellige uitspraken over relaties en verhoudingen tussen sectoren, idem voor de aangedragen oplossingen (verhoging van de arbeidsparticipatie als panacee); alternatieve oplossingen bestaan kennelijk niet. Zie ook het eerder gestelde bij de discussie over het inkomensbeleid (o.a. de verschillende typen banen en de typologie van ‘relaties tot werk’)

Het rapport is lovend over ‘de Industriebrief’; dat rapport ontbeert geheel de onderbouwing. Verder wordt vergrijzing als probleem dramatisch naar voren gebracht; het tendentieuze grafiekje laat echter ook zien dat omstreeks 2035 er een daling intreedt, m.a.w. het probleem lost zich op een termijn van 70 jaar vanzelf op. Dit betekent dat ook de oplossingshorizon bijv. op ± 70 jaar gesteld kan worden i.p.v. op 35 jaar, hetgeen geheel andere politieke perspectieven en keuzes biedt.

 

Conclusie en oproep

Naar aanleiding van CPB-toekomststudie ‘ Vier vergezichten op Nederland: Productie, arbeid en sectorstructuur in vier scenario’s’ spreekt discussieplatform als uitkomst van de discussie aan de vertegenwoordigers van D66 in alle relevante geledingen en hoedanigheden uit dat:

-       voor de Nederlandse situatie dezelfde aanbeveling kan gelden als voor het EU-niveau; dwz. per dossier moet bezien worden of er meer volgens het ene dan wel het andere scenario gehandeld moet worden.

-       de scenario’s Regionale economie en Sterk Europa worden ervaren als de meer wenselijk omdat de beide andere (resp. Transatlantische alliantie en Global Economy) zich wel sterk maken voor een ‘liberale wereld’ maar in asociale zin. Kennelijk is dat de ‘trade off’; van het sociaal met nihil economische groeiscenario naar asociaal met maximale econ. groei. Dwz. van nihil groeit met resp. regionale gemeenschappen, Transatlantische alliantie, naar Sterk Europa of  –nog meer econ.groei-  Global economy scenario. Budgetdwang schijnt in het rapport belangrijker te zijn dan politieke keuzes en overwegingen;

-       het gevoelen van de vergadering is: dan maar een tandje minder economische groei maar wel een fijnere samenleving (met nog altijd een econ. groei die ook goed genoeg is);

en gaat over tot het volgende agendapunt.

 

 

NB

Over het rapport maakt de vergadering (op 22/1/2005) een aantal kritische opmerkingen: wat zijn de onderliggende parameters voor het rekenwerk, wat is de onderbouwing voor de diverse stellige uitspraken over relaties en verhoudingen tussen sectoren, idem voor de aangedragen oplossingen (verhoging van de arbeidsparticipatie als panacee); alternatieve oplossingen bestaan kennelijk niet. Zie ook het eerder gestelde bij de discussie over het agendapunt inkomensbeleid (o.a. de verschillende typen banen en de typologie van ‘relaties tot werk’)

Het rapport is lovend over ‘de Industriebrief’; de I-brief ontbeert geheel een onderbouwing. Verder wordt vergrijzing als probleem dramatisch naar voren gebracht; het tendentieuze grafiekje laat echter ook zien dat omstreeks 2035 er een daling intreedt, m.a.w. het probleem lost zich op een termijn van 70 jaar vanzelf op. Dit betekent dat ook de oplossingshorizon bijv. op ± 70 jaar gesteld kan worden i.p.v. op 35 jaar, hetgeen geheel andere politieke perspectieven en keuzes biedt.

 

op provinciaal niveau?

Als basis voor de discussie diende een intro van een van de leden, bij gebrek aan een gezaghebbende toekomstverkenning van een CPB of eventueel IPO (InterProvinciaal Overleg. Hierbeneden treft u de intro <met weglating van de websearch resultaten>gevolgd door de behandeling in de vergadering.

 

Intro

Anders dan bij de toekomst van de EU of Nederland, is wb. de toekomst van de provincie net als bij de gemeente niet 1-2-3- een gezaghebbende publicatie te vinden. Diverse provincies hebben nagedacht over ‘hun’ toekomst -ja- maar niet in een systematische, abstracte en doorgerekende manier zoals bijv. het CPB deed voor Europa en Nederland.

 

Conclusie 1. Een scenariostudie wb. de toekomst van de (bestuurlijke rol van) gemeentes, vgl. de CPB-toekomststudies voor Europa en Nederland is wenselijk. (Iets voor de onderzoeksagenda van de VNG, de 25G of de 4/5G?)

 

Conclusie 2. Indien een parallel met de beide eerder genoemde CPB-studies  -hoe onvolkomen ook deze zijn-  getrokken zou worden, dan zou ook voor de gemeente er sprake zijn van mutatis mutandis dezelfde 2 kruisende dimensies;

-          de dimensie nationaal-internationaal wordt dan intra-gemeentelijk en inter-gemeentelijk;

-          de dimensie publiek-privaat behoeft geen “vertaling”.

 

Voor andere conclusies nodigt het materiaal dat er is, uit tot globale kennisname. De centrale vraag is en blijft over de toekomst van de provincie: wat wil D66 met provincies? Wat voor een provincie wil D66?  Zie bijgaand achtergrond materiaal.

 

Overdenking

Bovenstaande scenariostudies gaan vooral in op de situatie een enkele provincie. Diverse zaken zijn onduidelijk;

a.       in welke mate is of wordt het wettelijke kader wel of niet meegenomen

b.       of er in Nederland een periodiek overleg is van ‘de provincies gezamenlijk’ of van ‘de provincies’ met het rijk (en hoe dan de machtsverhoudingen liggen; is het werkelijk een tweegesprek of zijn sommige provincies ‘more equal than others’ zoals ook bij het overleg tussen het rijk en “de gemeenten”, dwz. G4, G21, G21+4 en de VNG);

c.       en idem, binnen elke provincie, tussen ‘de gemeenten’ en de provincie;

d.       of de situatie bij a en b voor alle portefeuilles geldt.

 

Dit betekent dat – scenariodenkend – er opponente ontwikkelingen naar de toekomst mogelijk zijn;

A.       Meer of juist minder tweezijdige communicatie tussen gemeente-provincie en provincie-rijk;

B.       Meer of juist minder samenwerking-afstemming tussen provincies onderling in hun optreden in de richting van gemeenten en rijk?

C.      Voor A en B; geldt dat voor meer of juist minder portefeuilles?

 

De centrale vragen zijn dan wellicht: hoe worden bestuurlijke transparantie en de invloed van de burger veilig gesteld? Wie het weet mag het zeggen.

Enne….hoe grijpt de Vijfde Nota RO hierop in; Deltametropool en de nieuwe stedelijke agglomeraties in de diverse provincies?

 

Conclusie en oproep

De discussie is kritisch. Hoe zinvol is het om over een rol van de provincies te spreken als Nederland zelf een  ‘provincie in een provincie’ is? Moet de provincie niet gewoon afgeschaft worden; het is een stoorzender en dubbelt slechts gemeentelijke zaken. Historische gegroeide regionale verbanden verbinden vaak meer dan de formeel bestuurlijke zoals een ‘provincie’. Enerzijds is er een verschil in capaciteit en kwaliteit, dat vertaalt zich in wel in bestuur maar niet in motivatie zoals een regio. Anderzijds, niemand weet wat een regio is maar gaat het uiteindelijk om de bijdrage in de maatschappelijke samenhang. Dat er altijd sprake is van ‘schaalvergroting’ wordt tegemoet getreden met het argument dat het ultimo om macht en invloed gaat. De histor.tradities staan een fuseren van provincies in de weg.

 

Het algemeen gevoelen van de vergadering is dat opheffen geen optie is omdat er altijd een coördinatiepunt nodig is. Echter, dat punt of de invloedssfeer hoeft niet aan landsgrenzen gebonden te zijn.

 

 

op gemeentelijk niveau?

Een deugdelijke discussiebasis zoals CPB-, SCP-, of eventueel VNG-verkenning ontbrak. Enkele gemeentes hebben wél een publicatie op hun webstek; ‘Gemeente X in 2015”. De vergadering heeft moeten improviseren. Dus: geen intro, geen samenvatting maar meteen in debat ;-)

 

Conclusie en oproep

Constaterende en overwegende:

Voor ligt de vraag:  De toekomst van de gemeenten: wat wil D66 met gemeentes? Wat voor een gemeente wil D66?

 

Anders dan bij de toekomst van de EU of Nederland, is er wb. de toekomst van de gemeente niet 1-2-3 een gezaghebbende publicatie te vinden. Diverse gemeentes hebben nagedacht over ‘hun’ toekomst -ja- maar niet in een systematische, abstracte, strategische en doorgerekende manier zoals bijv. het CPB deed voor Europa en Nederland.

Dat betekent niet dat er geen materiaal is; het ‘duale bestuursmodel’ is ingevoerd; verondersteld mag worden dat in de ‘ agendafase’ van dit beleidsproces er ‘verkenningen’ en ‘ex-ante evaluaties’ zijn uit gevoerd. Maar; die studies zijn enkele jaren geleden uitgevoerd en de omgeving(svariabelen) waarbinnen een willekeurige en gemiddelde ‘duale gemeente’ moet opereren is drastisch (volgens sommigen dramatisch) gewijzigd.

 

Conclusie 1. Een scenariostudie wb. de toekomst van de (bestuurlijke rol van) gemeentes, vgl. de CPB-toekomststudies voor Europa en Nederland is wenselijk. (Iets voor de onderzoeksagenda van de VNG, de 25G of de 4/5G?)

 

Indien een parallel met de beide eerder genoemde CPB-studies  -hoe onvolkomen ook deze zijn-  getrokken zou worden, dan zou ook voor de gemeente er sprake zijn van mutatis mutandis dezelfde 2 kruisende dimensies;

-        de dimensie nationaal-internationaal wordt dan intra-gemeentelijk en inter-gemeentelijk;

-        de dimensie publiek-privaat behoeft geen “vertaling” .

 

De eerste dimensie is ruimschoots terug te vinden in de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening (2000); waarbij de 4/5G samen de gemeente Deltametropool vormen en regionaal de diverse gemeentes zich ná de gemeentelijke herindelingen samenwerken (bestuurlijk dan wel institutioneel; de klassieke truc van de overheid) in aantal ‘stedelijke netwerken’. Gemeentes lossen problemen dan ‘samen’ maar op binnen het netwerk, zo is de wens/gedachte en het dictaat vanuit de landelijke overheid. (Terzijde; de 5RO is ‘afgeschoten’ bij het aantreden van een van de twee B-kabinetten, de herindelingen gaan gewoon door.) Hiermee is ook de vraag aan de orde van een zelfstandig beleidsvoerend vermogen van de gemeente; is dat er wel of is de gemeente alleen maar het uitvoerende ‘afvalputje’ van andere de overheden?

De tweede dimensie is de ‘traditionele’ waarbij enerzijds de algemene discussie speelt dat niet altijd alle publieke diensten maar beter geprivatiseerd uitgevoerd moeten worden en anderzijds de discussie speelt over de waarde en het nut van Boven Regionale Uitvoeringsorganen.

 

Maar er is nog een belangrijk aspect bij deze tweede dimensie; de publieke voorzieningen die een gemeente leefbaar maken en houden maar slechts gedeeltelijk vanuit de publieke kas middelen krijgen. Met name buiten de G4/5 en de G25 is dat een groot goed. Denk aan de bibliotheek, de buurtpreventie, de kinderopvang, diverse sportclubs en bezigheidsverenigingen die niet zo zeer bestaan bij gratie van de gemeentekas maar bij gratie van de onbezoldigde inzet van talloze vrijwilligers die op eigen wijze, de verschraling van publieke dienstverlening enigszins tegen gaan.

 

Conclusie 2.  Gemeentes dienen strategische keuzes te maken waarbij juist ‘ruimte voor het eigen publieke initiatief van burgers’ vergroot wordt. Overweging van ‘praktisch nut’ (benutting, publiek “rendement”) mag zeker een rol spelen. (Hoeveel burgers maken daadwerkelijk gebruik van het voetbalveld versus de bibliotheek; en wat kost dat dan? En: zijn er nog andere toepassingen denkbaar voor het voetbalveld of de bibliotheek (meervoudig ruimtegebruik, voorzieningengebruik.)

 

 

op het niveau van alle burgers/kiezers?

Op dit terrein ontbreekt eveneens een fundamentele verkenning en toekomst verkenning van visies en mensbeelden. Eén van de leden was bereid een voorzet te geven en heeft in een aantal rondes het beeld scherper weten te stellen. Allereerst wordt de intro getoond daarna het verslag van de discussie en de uiteindelijke conclusie.

 

 

Intro

 

Discussie

(Verkort; de intro is meermalen besproken/aangepast, indiener overweegt publicatie in Idee.)

 

Globaal gesteld gaat het om 1. de rol en positie van het individu, uitgaande van diens unieke verzameling talenten en kwaliteiten. En omgekeerd 2. de rol en positie van de politiek. Uit de diverse discussie worden enkele specifieke punten naar voren gebracht. Die zullen mede bepalend zijn voor de conclusie van de vergadering.

 

22/1

Verschillende passages worden nader onder de loep genomen, enkele opmerkingen zijn nieuw:

-          elke inkomensverdeling moet bij voorkeur twee fouten vermijden;

Ø      type 1; iemand krijgt interecht geld, c.q. in verhouding tot zijn/haar competenties, c.q. in verhouding tot de bijdrage aan of  toegevoegde waarde voor de (kwaliteit van de) samenleving;

Ø      type 2; iemand krijgt interecht géén geld c.q moet behoed worden voor een armoedeval.

Bij het type 1, kan naast de ‘graaier’ en de voetballer, ook gedacht worden aan de goede vakman die promotie maakt en een beter betaalde, slechte manager wordt en bijv. arbeidsmarktbewegingen zoals destijds, de promotie van trambestuurder (complexe taak, oud en relatief onveilig materiaal) naar metrobestuurder (beter betaald, eenvoudiger taak met modern materiaal dat aan de nieuwste veiligheidseisen voldeed);

Bij type 2 kan ook gedacht worden aan gevallen van onderbenutting ( 30%-40% vd benutte beroepsbevolking, m.n. vrouwen; secr.) en onderbetaling (vrouwen; secr.).

-          E.e.a. betekent dat een inkomenspolitiek niet alleen de categorie werkenden betreft maar evenzeer; werkzoekenden, werkuitgestotenen (bijv. vanwege leeftijd, ziekte, handicaps), niet-werkzoekenden en vrijgestelden (volledig afgekeurd, gepensioneerd, scholieren en studenten).

-          Voor inkomensverdelingen als geheel wordt verwezen naar ‘de optocht van de econoom Pen’ (Gelijkheid onder de mensen, Jan Pen (Willem Dreeslezing 1991))

 

9/4

De discussie brengt naar voren dat D66 expliciet zou moeten denken in termen van spanningsrelaties; bijv. bestuurlijke vernieuwing - deskundigheid, veiligheid - burgerlijke vrijheid, global-local en links - rechts. Maar filosofie gaat ook terug tot het eerste begin. Dat betekent dat er geen heilige huisjes zijn, geen oude wijn in nieuwe zakken. D66 blijft de enige partij die over (bestuurlijke) vernieuwing durft te praten.

In de notitie wordt een unificerende visie gemist; kiest D66 voor een ‘’Levitheaan’ (weldadige dictator), voor ‘the greatest happiness for the greatest number’ (JS Miller; utalitarianisme), voor wat ?

Technologische en demografische ontwikkelingen werken verschillend door in politieke en sociaal-maatschappelijke gevolgen. Sommige trends zijn zo breed dat het onduidelijk is wélk bestuurlijk niveau er iets aan kan doen; áls er al iets aan of mee gedaan kan worden. Bovendien, sommige oplossingen kosten dán meer dan nú.

 

7/5

Indiener licht toe. Er wordt een mensbeeld van behoeften gecreëerd en een beeld van behoeftenvoorziening, dat de basis is voor een wereldbeeld.Het geschetste mensbeeld/wereldbeeld is een poging.

Discussie. Sommigen springen gelijk door naar de inkomensverdelingscurve. De opvattingen lopen enigszins uit een; er zijn redenen om andere ‘ knikpunten’ aan te brengen. De een stelt dat een jong gezin veel kosten heeft, als de kinderen het huis uit zijn maar vanaf 45 is dat een stuk minder. De ander stelt dat ouderen mede door de salarispositie moeilijker aan een baan komen en stelt een vlakke curve voor, vanaf 30 jaar. Bovendien wordt een baan belangrijker naarmate men ouder wordt. Weer anderen stellen fundamentele vragen. De een stelt vanuit een sociaal-liberaal perspectief dat er twee fundamentele rechten zijn en één plicht; resp. vrijheid en gelijkheid, en solidariteit. Daar zitten spanningsrelaties tussen. Het is de politieke vraag, hoe daarmee om te gaan. De actiepunten ontvangen wel instemming, ook al blijft de vraag: wat is beter en hoe organiseren we dat dan?

Dat neemt niet weg dat ‘ongelijkheid’ tussen mensen de startpositie is en dat de overheid (met rugzakjes e.d.) hooguit die kansen iets meer gelijk kan trekken. De spreekster stelt dat de mens ook ‘effect-verantwoordelijk’ is.

De vraag ‘wat is beter’ wordt door een spreker ingevuld als, dat wat de samenleving in de toekomst nodig heeft en een bijdrage levert aan die samenleving. De indiener herformuleert ‘beter’ in ‘geschikter’ zoals geoordeeld wordt in psychologische accessments; de een is meer geschikt dan de ander.

 

En passant wordt er gerefereerd aan de discussie over asielzoekers –zie bvmail-; slechts een enkeling blijkt het gelezen te hebben. Het punt wordt doorgeschoven naar een ander moment waarbij er sprake is van een voorbereiding.

 

Conclusie en oproep

De discussie is niet af, komt ook niet af. U kunt er alleen maar aan meedoen ;-)).

------- That ’s  all  folks !  (for now;-)) -------