4 maart 2006
(Voorlopig;
wijzigingen voorbehouden aan het Bestuur/Presidium)
Wat wil D66
op
het niveau van alle burgers/kiezers.
Inleiding
The prime directive for any social liberal is to
create maximum freedom of choices for well informed individuals in a
maximally transparent political framework. It is believed this creates a
maximum of opportunities to realize a maximum well being possible for every
individual and for the greatest number of them. |
Het najaarscongres te Maastricht van 2003 is
de directe aanleiding geweest voor het platform om een 'position paper' te
formuleren. Dat moet dan dienen als leidraad voor de agendavorming en
ontwikkeling. Het heeft even geduurd voordat de juiste aanpak gevonden was,
maar het is gelukt.
Dit document is in 2005 via discussie tot
stand gekomen. De leden van het D66-Nationaal Advies en discussieplatform
D66-leden hebben per vergadering de toekomst van één politiek-bestuurlijk
niveau centraal gesteld. Op basis van bij voorkeur gezaghebbende studies, is er
gediscussieerd. Steeds was de vraag:
“De toekomst van de …: wat wil D66 met …? Wat voor
een … wil D66?”
Op de plaats van de puntjes stond
achtereenvolgens ‘Europa, Nederland, provincie, gemeente’. Op dezelfde manier
werd ook ingegaan op 1. de wereldproblemen; het politiek-bestuurlijk stapje
voorbij het EU-niveau waar de politieke partij-invloeden eindigen. En op 2. de
toekomst van individuele mensen; daarbij wordt de brug met 2006 gelegd.
Deze politieke verkenning zal dienen als
basis om een ‘long list’ van bekende en onbekende belangrijke, politieke
kwesties, thema’s, dossiers en portefeuilles te noemen voor het kiezen van
agendapunten voor het NAP in de komende jaren.
D66 Nationaal Advies- en discussieplatform
(NAP)
(www.bjernv.dds.nl/platform.html)
Maarsbergen, 4 maart 2006
Contactpersoon: Bernard Verlaan (Secretaris)
Als basis voor de discussie diende een webpagina met een
lijst van grote of gezaghebbende onderzoeken naar de diverse wereld problemen.
De quick scan is te vinden op www.bjernv.dds.nl/WP.html.
Hiervan
wordt eerst de (Engelstalige) intro van gegeven, gevolgd door de discussie en
de uitkomst van de discussie in het platform in de vorm van een motie.
Intro
World peace? Saving
the planet? Eternal personal growth for all? Noble goals no doubt. As in any
country, there are all sorts of within country ideological tensions around
social, ethnic, racial, religious, political, political and territorial issues
(type I) to be resolved to begin with. However, time is running out on type
II issues (the “Greenpeace” stuff). The information provides a quick and
dirty review and between brackets: estimates for the remaining time to resolve
the issue before really massive problems arise. *)
No doubt some of
these sources are disputed for whatever reasons etc. etc. and no doubt there
are better ones, that is however not the issue; what remains is that the
overall picture is not too bright.
And in addition to
that, there will remain a number of type III issues (the “UNESCO”
stuff). These involve the access to certain assets like education, employment
and intellectual and artistic self expression, if mankind would strive for the
greatest happiness for the greatest numbers.
All in all, this means that it is logical to assume
that mankind will not survive the near future. Perhaps it should settle for the
first 20 years to begin with and address problems at a more local scale.
*) Though
there seems to be enough time, this does not exclude that certain points of
safe return, already have elapsed.
Discussie.
De
mening wordt geopperd dat wereldwijde problemen een wereldwijde aanpak
vereisen. Bijvoorkeur via een economische aanpak. Economische gelijkheid biedt
mogelijkheden om problemen op te lossen. Als bijv. China zich echt gaat
ontwikkelen zoals verwacht, dan heeft dat een ernstige invloed op de
ontwikkeling van de wereldproblemen. De ‘type I’-problemen (social, ethnic, racial, religious, political and
territorial issues) worden als explosief gezien. De ‘type
II’-problemen als de ecologische en voor de ‘type III’-problemen wordt verwezen
naar de UNESCO-idealen. Daarmee wordt voorbij gegaan aan veel andere
‘wereldanalyses’, denk aan het boek van Wolstein over ‘world systems’, de
Gandrajeff cyclussen. De grote vraag die opduikt is: wat heeft prioriteit;
economie of democratie. In China zouden zich bijv. afscheidingen kunnen
voordoen. Welke cyclussen zullen zich als die van de US-dominantie voorbij is?
Wolstein suggereert n.a.v. Afrika dat corruptie ontstaat waar niets te verdelen
is. De EU-conventie is te zien als een vertrouwenssysteem voor toetreding tot
de 21e eeuw. Het zal een keuze zijn voor EU-denken óf parochiaal
denken. De algemene les uit de geschiedenis is dat de snelheid van
veranderingen alleen te onderschatten is. In 1950 doeg de landbouw 30% bij aan
het BNP, nu amper 3%. Zijn alle mensen nog wel nodig voor de productie van de
benodigde goederen? In diverse gebieden is er sprake van grote werkeloosheid.
Naast het probleem van de totale energiebehoefte is er het probleem van de
verdeling. Maar werk betekent nog altijd welvaart in deze samenleving.
Er
wordt een relatie gelegd met WO-II. De grotere politieke belangstelling
leidde toen tot gedachtes aan een wereldregering, aan een wereld die slechts in
bewaring is gekregen om door te geven aan de kinderen. Van de WP-problemen zijn
de ecologische problemen het meest urgent. Bij uitputting van de bronnen zullen
er ongetwijfeld alternatieven op duiken (vgl. het bonnensysteem tijdens WO-II).
Er zullen altijd nieuwe kwalen/problemen ontstaan. Die ecologische problemen
zijn allerminst academisch; er is reden tot pessimisme. Vergelijk immers hoe in
de privé-sfeer met deze problemen om gegaan wordt; men beseft gewoon de omvang
niet en ook niet dat men in ‘global village’ leeft. De Club van Rome lijkt nu
toch gelijk te krijgen. Er zijn geen onbeperkte groeimogelijkheden. Het
scenario lijkt op dat van Fukuyama ’s einde van de tijd en de nieuwe mens. Het
nú is de bepalende push gedachte voor de technologische ontwikkelingen; wat
kán, moet/mag ook kunnen. Willen we dat?
Conclusie:
De cultuur moet er een worden van leren omgaan met beperkingen; dat kan de EU
leren van de VS. In zekere zin wijzen rampen ons de weg, veel mensen zien dit
echter niet. Aan de andere kant moet de kracht van kleinschalige oplossingen
onderschat worden. Tegelijkertijd is er een noodzaak voor een ‘superordinate
goal’; organiseer de wereld.
Conclusie en
oproep
Nationaal Advies Platform, in vergadering bijeen op 9 april
2005 te Maarn: constaterende
dat: -
er een veelheid
aan wereldproblemen bestaat waarvoor politiek en bestuur binnen betrekkelijk
korte termijn (10-50 jaar) adequate antwoorden moet ontwikkelen; overwegende dat: -
ecologische
problemen de meest urgente zijn; -
effectieve
oplossingen in de economische sfeer gezocht moeten worden; verzoekt het discussieplatform als
uitkomst van de discussie aan de vertegenwoordigers van D66 in alle relevante
geledingen en hoedanigheden dat zij de positie innemen dat: -
de
cultuur moet er een worden van leren omgaan met beperkingen; -
de EU kan
leren van de VS. -
de kracht van
kleinschalige oplossingen niet onderschat moet worden; -
er een noodzaak
is voor een
‘superordinate goal’ (organiseer de wereld); en gaat over tot het volgende punt.
|
PM
De vergadering
merkt op dat de typologie en indeling in het overzicht, voorbij gaat en niet
aansluit bij de gevestigde en gangbare indelingen in academische literatuur.
Als basis voor de discussie diende de CPB studie van 2003:
‘Four Futures for Europa’. Hiervan wordt eerst een
korte samenvatting gegeven. Daarna de uitkomst van de discussie in het
platform.
Intro
Als
we over alle mogelijke kritieken en detailopmerkingen op de‘Four Futures for
Europa’ (CPB, 2003) heen stappen die mogelijk zijn, dan hangt de toekomst
af van twee kwesties:
-
Internationale
samenwerking versus nationale soevereiniteit; hoe ontwikkelt zich de
internationale samenwerking (de mate waarin naties bereid en vaardig zijn om
samen te werken met grote internationale organisaties zoals een WTO en een EU):
-
Publieke
versus private verantwoordelijkheden; hoe ontwikkelen zich de nationale
instituties (de mate waarin zij de veranderende mix van publieke en private
verantwoordelijkheden kunnen hanteren).
De verkenning
komt hiermee tot vier scenario’s voor de toekomst: Sterk Europa; Regionale
gemeenschappen; Global Economy; Transatlantische markt. In
schema:
|
International co
operation |
|
|
Public
responsibilities |
A Strong Europe |
D Global economy |
Private
responsibilities |
Regional community B |
Transatlantic
market C |
||
|
National
sovereignty |
|
Een snelle
typering van de vier scenario’s laat het volgende zien.
A Strong Europe
de uitbreiding is geslaagd, de instituties slagen erin cohesie
te bewaren
-
europa is de
drijvende kracht achter internationale samenwerking (handel,
armoedebestrijding, klimaatbeheersing)
-
de publieke
sectoren (arbeidsmarkt, sociale zekerheid, publieke productie) in de diverse
landen zijn selectief hervormd
-
dankzij
vroegtijdige maatregelen wb. vergrijzing
B Regional
community
de uitbreiding is mislukt, ook de instituties hebben zich niet
aan kunnen passen aan veranderde verantwoordelijkheden
-
een kern van
rijke EU-landen ontstaat, de wereld is verdeeld in handelsblokken en er is
slechts bescheiden internationale samenwerking;
-
via
collectieve arrangementen reguleren de Europese landen rechtvaardige
verdelingen van welvaart en lokale milieuproblemen
-
gevestigde
belangengroepen blokkeren hervormingsmaatregelen van de regeringen van de
welvaartsstaat-arrangementen
C Transatlantic
market
landen hebben hun souvereiniteit niet/nauwelijks opgegeven,
Europese hervormingen hebben gefaald
-
de EU richt
zich op de USA en transatlantische, economische integratie
-
de kloof
tussen Noord en Zuid wordt groter
-
binnen Europa
laat men meer en meer aan de markt over; dit versterkt technology gedreven
groei
-
de erfenis van
een grote publieke sector in Europa laat zich moeilijk hervormen. Nieuwe
markten voor onderwijs en publieke verzekeringen zijn daardoor ondoorzichtig;
-
ouderen
domineren de publieke markt
D Global economy
de uitbreiding en economische is totaal, nationale instituties
zijn veelal gebaseerd op private initiatieven en marktgefundeerde oplossingen.
-
conflicterende
belangen houden intensievere samenwerking met niet-lidstaten tegen;
-
klimaatbeheersing
faalt;
-
EU regeringen
richten zich op kerntaken zoals de productie van publieke goederen en de
bescherming van persoonlijke eigendomsrechten, men onthoudt zich van
herverdeling van inkomsten en van ingrepen in publieke verzekeringen.
De verkenning
sluit af met een vergelijking (tabel 15.5) waaruit op slag blijkt dat het
scenario Global economy het beste is, vanuit een sociale (werkgelegenheid) en
een economische optiek (GDP, export). De figuren 15.3 en 15.2 brengen daarbij
een paar nuances aan. Figuur 15.3;
-
een Strong
Europe kent meer spreiding van rijkdom maar scoort veel lager op efficiency;
-
een
Transatlantische markt is wel bijna net zo efficiënt als een Global Economy
waar kent de grootste verschillen in rijkdom;
-
bij Regional
Communities is rijkdom iets minder goed verdeeld dan bij de Global economy maar
scoort daarbij het laagst op efficiëntie.
De
spinnenwebfiguren in fig. 15.2 beoordelen de scenario’s op groei van de
arbeidsproductiviteit, inkomensgelijkheid, energie efficiëntie en
werkgelegenheid;
-
als energie
efficiëntie het kind van de rekening mag zijn, dan gaat de keuze tussen Global
Economy en Transatlantische markt;
-
wie de groei
van de arbeidsproductiviteit wil laten schieten, heeft de keuze tussen Sterk
Europe en Regionale Communities.
Voor een meer uitgebreide samenvatting; zie http://www.cpb.nl/nl/pub/bijzonder/49/
NB
Kritiek op de
verkenning is dusver bewust achterwege gelaten. Op elke pagina is door
specialisten ongetwijfeld een vrachtwagen aan opmerkingen te leveren. Het
gemeenschappelijke punt in ± 200 vrachtwagens is dat de verkenning doorspekt is
van de ongearticuleerde vooronderstelling dat het Walhalla uitbreekt als de
vrije markt onbeteugeld en ongebreideld haar gang kan gaan.
Dat
is een naïeve gedachte. Zoals bij een roulettetafel het balletje altijd wel
ergens op een nummer valt (en de bank de grootste winnaar is), levert elke vrij
(of vuil) spel van maatschappelijke krachten wel een resultaat op. Maar het is
de vraag of de maatschappij gediend is met dat resultaat c.q. net als de
gokker, de grootste verliezer is in het spel.
Conclusie en oproep
Voor ligt de kernvraag: welk Europa wil D66? En waarom? De vergadering
merkt constaterende op dat het vraagstuk van welvaartsverdeling
nauwelijks in het CPB-stuk naar voren komt, alleen bij ‘Strong Europe’ en overwegende,
dat bij het vraagstuk publiek-privaat de verkenning miskent dat er bepaalde
zaken zijn die zich er juist NIET lenen voor een private aanpak. Het stuk
probeert iets tot één benadering te ordenen wat in wezen chaos is en wellicht
ook chaos moet zijn; voor de economie zal een Global Market benadering de
meest verstandige keuze zijn, voor defensie Strong Europe enz. Het Europa van de toekomst zal bijv. cultureel een geweldig mengsel
zijn van culturen waarbij het karakter van de EU -een netwerkstaat- geheel
anders is dan dat van de V.S. en dus is ‘Regional Community’ de keuze die
recht doet aan die verscheidenheid. Het stuk mist ook de effecten van
voorspelbare ontwikkelingen (demografie, cultuurverschillen) en de toepassing
van het subsidiariteitsbeginsel (geen zaken bovennationaal regelen als die
(beter) nationaal geregeld kunnen worden) binnen de EU. De vraag zal m.n.
zijn hoe hard Europa zich achter de idealen van de westerse democratie zal
opstellen; ken je culturele, historische relaties als netwerkstatenbond en ga
daarvoor: de machtsvraag daarbij zal fundamenteler blijken dan
onderhandelingsneiging! De culturele waarden van Europa (de “rechten”
vrijheid en gelijkheid, en de “plicht” tot broederschap), zijn onderbelicht
in de verkenning. De algehele keuze voor een ‘sterk Europa’ lijkt overigens
wel een optie, gelet het artikel van King (Tony Blair’s Science Adviser) in
Nature van 15 juli 2004 (pm Het artikel van King toont
de bijdrage van de (15) EU-landen t.o.v. de V.S; “15 countries of the
pre-enlargement EU represented 37.12 per cent of all scientific publications,
putting it ahead of its American competitors.” (http://ica.cordis.lu/search/index.cfm?fuseaction=news.simpledocument&N_RCN=22331&CFID=1490703&CFTOKEN=67826729 )) De vergadering spreekt adviserend uit: om te streven naar een stabiel en samenhangend
Europa waarbij vervolgens, naar keuze, voor de verschillende beleidsterreinen
en agendapunten verschillende scenario’s na te streven zijn; voor de economie
de Global Market, voor de defensie een Strong Europe en voor cultuur dat van
Regional Communities enz. In het toekomstige Europa moet er hárd gekozen
worden voor de westerse democratische idealen, voor welvaartsverdeling
(sociaal-liberaal en niet aso-liberaal,
lees VVD-liberaal). |
Als basis voor de
discussie diende de CPB studie van 2003: ‘‘Vier vergezichten op Nederland: Productie, arbeid en
sectorstructuur in vier scenario’s’’. Hierbeneden treft u de intro, de
discussie de uitkomst van de discussie in het platform.
Conclusie en
oproep
|
Het rapport is
lovend over ‘de Industriebrief’; de I-brief ontbeert geheel een onderbouwing.
Verder wordt vergrijzing als probleem dramatisch naar voren gebracht; het
tendentieuze grafiekje laat echter ook zien dat omstreeks 2035 er een daling
intreedt, m.a.w. het probleem lost zich op een termijn van 70 jaar vanzelf op.
Dit betekent dat ook de oplossingshorizon bijv. op ± 70 jaar gesteld kan worden
i.p.v. op 35 jaar, hetgeen geheel andere politieke perspectieven en keuzes
biedt.
Als basis voor de discussie
diende een intro van een van de leden, bij gebrek aan een gezaghebbende
toekomstverkenning van een CPB of eventueel IPO (InterProvinciaal Overleg.
Hierbeneden treft u de intro <met weglating van de websearch
resultaten>gevolgd door de behandeling in de vergadering.
Intro
Anders dan bij de
toekomst van de EU of Nederland, is wb. de toekomst van de provincie net als
bij de gemeente niet 1-2-3- een gezaghebbende publicatie te vinden. Diverse
provincies hebben nagedacht over ‘hun’ toekomst -ja- maar niet in een
systematische, abstracte en doorgerekende manier zoals bijv. het CPB deed voor
Europa en Nederland.
Conclusie 1.
Een scenariostudie wb. de toekomst van de (bestuurlijke rol van) gemeentes,
vgl. de CPB-toekomststudies voor Europa en Nederland is wenselijk. (Iets voor
de onderzoeksagenda van de VNG, de 25G of de 4/5G?)
Conclusie 2.
Indien een parallel met de beide eerder genoemde CPB-studies -hoe onvolkomen ook deze zijn- getrokken zou worden, dan zou ook voor de
gemeente er sprake zijn van mutatis mutandis dezelfde 2 kruisende dimensies;
-
de dimensie nationaal-internationaal wordt dan
intra-gemeentelijk en inter-gemeentelijk;
-
de dimensie publiek-privaat behoeft geen
“vertaling”.
Voor andere
conclusies nodigt het materiaal dat er is, uit tot globale kennisname. De
centrale vraag is en blijft over de toekomst van de provincie: wat wil D66 met
provincies? Wat voor een provincie wil D66?
Zie bijgaand achtergrond materiaal.
Overdenking
Bovenstaande
scenariostudies gaan vooral in op de situatie een enkele provincie. Diverse
zaken zijn onduidelijk;
a. in
welke mate is of wordt het wettelijke kader wel of niet meegenomen
b. of
er in Nederland een periodiek overleg is van ‘de provincies gezamenlijk’ of van
‘de provincies’ met het rijk (en hoe dan de machtsverhoudingen liggen; is het
werkelijk een tweegesprek of zijn sommige provincies ‘more equal than others’
zoals ook bij het overleg tussen het rijk en “de gemeenten”, dwz. G4, G21,
G21+4 en de VNG);
c. en
idem, binnen elke provincie, tussen ‘de gemeenten’ en de provincie;
d. of
de situatie bij a en b voor alle portefeuilles geldt.
Dit betekent dat –
scenariodenkend – er opponente ontwikkelingen naar de toekomst mogelijk zijn;
A. Meer
of juist minder tweezijdige communicatie tussen gemeente-provincie en
provincie-rijk;
B. Meer
of juist minder samenwerking-afstemming tussen provincies onderling in hun
optreden in de richting van gemeenten en rijk?
C. Voor
A en B; geldt dat voor meer of juist minder portefeuilles?
De centrale vragen zijn
dan wellicht: hoe worden bestuurlijke transparantie en de invloed van de burger
veilig gesteld? Wie het weet mag het zeggen.
Enne….hoe grijpt
de Vijfde Nota RO hierop in; Deltametropool en de nieuwe stedelijke
agglomeraties in de diverse provincies?
Conclusie en
oproep
De discussie is kritisch. Hoe zinvol is het om over een rol
van de provincies te spreken als Nederland zelf een ‘provincie in een provincie’ is? Moet de provincie niet gewoon
afgeschaft worden; het is een stoorzender en dubbelt slechts gemeentelijke
zaken. Historische gegroeide regionale verbanden verbinden vaak meer dan de
formeel bestuurlijke zoals een ‘provincie’. Enerzijds is er een verschil in
capaciteit en kwaliteit, dat vertaalt zich in wel in bestuur maar niet in
motivatie zoals een regio. Anderzijds, niemand weet wat een regio is maar
gaat het uiteindelijk om de bijdrage in de maatschappelijke samenhang. Dat er
altijd sprake is van ‘schaalvergroting’ wordt tegemoet getreden met het
argument dat het ultimo om macht en invloed gaat. De histor.tradities staan
een fuseren van provincies in de weg. Het algemeen
gevoelen van de vergadering is dat opheffen geen optie is omdat er altijd
een coördinatiepunt nodig is. Echter, dat punt of de invloedssfeer hoeft niet
aan landsgrenzen gebonden te zijn. |
Een deugdelijke
discussiebasis zoals CPB-, SCP-, of eventueel VNG-verkenning ontbrak. Enkele
gemeentes hebben wél een publicatie op hun webstek; ‘Gemeente X in 2015”. De
vergadering heeft moeten improviseren. Dus: geen intro, geen samenvatting maar
meteen in debat ;-)
Conclusie en
oproep
Constaterende en overwegende: Voor ligt de vraag: De toekomst van de gemeenten: wat wil D66 met
gemeentes? Wat voor een gemeente wil D66? Anders dan bij de toekomst van de EU of
Nederland, is er wb. de toekomst van de gemeente niet 1-2-3 een gezaghebbende
publicatie te vinden. Diverse gemeentes hebben nagedacht over ‘hun’ toekomst
-ja- maar niet in een systematische, abstracte, strategische en doorgerekende
manier zoals bijv. het CPB deed voor Europa en Nederland. Dat betekent niet dat er geen materiaal is; het
‘duale bestuursmodel’ is ingevoerd; verondersteld mag worden dat in de ‘
agendafase’ van dit beleidsproces er ‘verkenningen’ en ‘ex-ante evaluaties’
zijn uit gevoerd. Maar; die studies zijn enkele jaren geleden uitgevoerd en
de omgeving(svariabelen) waarbinnen een willekeurige en gemiddelde ‘duale
gemeente’ moet opereren is drastisch (volgens sommigen dramatisch) gewijzigd. Conclusie
1. Een scenariostudie wb. de toekomst van de
(bestuurlijke rol van) gemeentes, vgl. de CPB-toekomststudies voor Europa en
Nederland is wenselijk. (Iets voor de onderzoeksagenda van de VNG, de 25G of
de 4/5G?) Indien een
parallel met de beide eerder genoemde CPB-studies -hoe onvolkomen ook deze zijn-
getrokken zou worden, dan zou ook voor de gemeente er sprake zijn van
mutatis mutandis dezelfde 2 kruisende dimensies; -
de dimensie nationaal-internationaal wordt
dan intra-gemeentelijk en inter-gemeentelijk; -
de dimensie publiek-privaat behoeft geen
“vertaling” . De eerste dimensie is ruimschoots terug te vinden
in de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening (2000); waarbij de 4/5G samen de
gemeente Deltametropool vormen en regionaal de diverse gemeentes zich ná de
gemeentelijke herindelingen samenwerken (bestuurlijk dan wel institutioneel;
de klassieke truc van de overheid) in aantal ‘stedelijke netwerken’.
Gemeentes lossen problemen dan ‘samen’ maar op binnen het netwerk, zo is de
wens/gedachte en het dictaat vanuit de landelijke overheid. (Terzijde; de 5RO
is ‘afgeschoten’ bij het aantreden van een van de twee B-kabinetten, de
herindelingen gaan gewoon door.) Hiermee is ook de vraag aan de orde van een
zelfstandig beleidsvoerend vermogen van de gemeente; is dat er wel of is de
gemeente alleen maar het uitvoerende ‘afvalputje’ van andere de overheden? De tweede dimensie is de ‘traditionele’ waarbij
enerzijds de algemene discussie speelt dat niet altijd alle publieke diensten
maar beter geprivatiseerd uitgevoerd moeten worden en anderzijds de discussie
speelt over de waarde en het nut van Boven Regionale Uitvoeringsorganen. Maar er is nog een belangrijk aspect bij deze
tweede dimensie; de publieke voorzieningen die een gemeente leefbaar maken en
houden maar slechts gedeeltelijk vanuit de publieke kas middelen
krijgen. Met name buiten de G4/5 en de G25 is dat een groot goed. Denk aan de
bibliotheek, de buurtpreventie, de kinderopvang, diverse sportclubs en
bezigheidsverenigingen die niet zo zeer bestaan bij gratie van de gemeentekas
maar bij gratie van de onbezoldigde inzet van talloze vrijwilligers die op
eigen wijze, de verschraling van publieke dienstverlening enigszins tegen
gaan. Conclusie 2. Gemeentes dienen strategische keuzes te
maken waarbij juist ‘ruimte voor het eigen publieke initiatief van burgers’
vergroot wordt. Overweging van ‘praktisch nut’ (benutting, publiek
“rendement”) mag zeker een rol spelen. (Hoeveel burgers maken daadwerkelijk
gebruik van het voetbalveld versus de bibliotheek; en wat kost dat dan? En:
zijn er nog andere toepassingen denkbaar voor het voetbalveld of de
bibliotheek (meervoudig ruimtegebruik, voorzieningengebruik.) |
Op dit terrein
ontbreekt eveneens een fundamentele verkenning en toekomst verkenning van
visies en mensbeelden. Eén van de leden was bereid een voorzet te geven en
heeft in een aantal rondes het beeld scherper weten te stellen. Allereerst
wordt de intro getoond daarna het verslag van de discussie en de uiteindelijke
conclusie.
Discussie
(Verkort; de intro is meermalen besproken/aangepast,
indiener overweegt publicatie in Idee.)
Globaal gesteld gaat het om 1. de rol en positie
van het individu, uitgaande van diens unieke verzameling talenten en
kwaliteiten. En omgekeerd 2. de rol en positie van de politiek. Uit de diverse
discussie worden enkele specifieke punten naar voren gebracht. Die zullen mede
bepalend zijn voor de conclusie van de vergadering.
22/1
9/4
7/5
Indiener
licht toe. Er wordt een mensbeeld van behoeften gecreëerd en
een beeld van behoeftenvoorziening, dat de basis is voor een wereldbeeld.Het
geschetste mensbeeld/wereldbeeld is een poging.
Discussie.
Sommigen springen gelijk door naar de inkomensverdelingscurve. De opvattingen
lopen enigszins uit een; er zijn redenen om andere ‘ knikpunten’ aan te
brengen. De een stelt dat een jong gezin veel kosten heeft, als de kinderen het
huis uit zijn maar vanaf 45 is dat een stuk minder. De ander stelt dat ouderen
mede door de salarispositie moeilijker aan een baan komen en stelt een vlakke
curve voor, vanaf 30 jaar. Bovendien wordt een baan belangrijker naarmate men
ouder wordt. Weer anderen stellen fundamentele vragen. De een stelt vanuit een
sociaal-liberaal perspectief dat er twee fundamentele rechten zijn en één
plicht; resp. vrijheid en gelijkheid, en solidariteit. Daar zitten
spanningsrelaties tussen. Het is de politieke vraag, hoe daarmee om te gaan. De
actiepunten ontvangen wel instemming, ook al blijft de vraag: wat is beter en
hoe organiseren we dat dan?
Dat
neemt niet weg dat ‘ongelijkheid’ tussen mensen de startpositie is en dat de
overheid (met rugzakjes e.d.) hooguit die kansen iets meer gelijk kan trekken.
De spreekster stelt dat de mens ook ‘effect-verantwoordelijk’ is.
De
vraag ‘wat is beter’ wordt door een spreker ingevuld als, dat wat de
samenleving in de toekomst nodig heeft en een bijdrage levert aan die
samenleving. De indiener herformuleert ‘beter’ in ‘geschikter’ zoals geoordeeld
wordt in psychologische accessments; de een is meer geschikt dan de ander.
En
passant wordt er gerefereerd aan de discussie over asielzoekers –zie bvmail-;
slechts een enkeling blijkt het gelezen te hebben. Het punt wordt doorgeschoven
naar een ander moment waarbij er sprake is van een voorbereiding.
Conclusie
en oproep
De
discussie is niet af, komt ook niet af. U kunt er alleen maar aan meedoen ;-)).
------- That ’s
all folks ! (for now;-)) -------